Horen jullie dat, zo honen honingprotocollen, het is toch niet gezegd
dat het doorzichtige steeds helder, zich onder duidingsdruk evengoed
ook zou kunnen verduisteren, maar daarbij aan doorzichtigheid niets inboet.
Zoals het voor vissen is. Die het onderscheid zien, maar niet
kunnen uitdrukken. Bijv. voor de voelsprietkijkervis, die blind
voor zijn eigen hupseflups is. Maar wie van ons is dat niet?
Waarbij bij de voelsprietkijkervis de hupseflups onblind is voor de vis.
Hij gebruikt de buitenkijker, om strikt te onderscheiden wat wel doorzichtig
maar duister is en wat wel duister maar tegelijk ondoorzichtig.
Met zijn kijkerarm, de bijgebouwde telescoop, is het voor hem doorzichtig.
Kijk, een als veralgde steen vermomde voelsprietkijkervis. In uitzinnige,
veel te felle belichting. Met de ene kijker ziet hij slechts duisternis,
met de andere kijker zichzelf, als hij licht geeft. Met beide
ziet hij het doorzichtige in het duister opflakkeren, maar hij is vermomd
en ziet zichzelf niet. En nog wat: Het water mag niet branden.
vertaling in samenwerking met Hélène Gèlens