menu

Compost

Tijdens de jaarlijkse boerenshow in Bunessan is het druk in de tent met groenten. Op lange aaneengesloten tafels liggen bonen, uien, preien, kolen, courgettes, tomaten, wortels en aardappels te pronk uitgespreid, van elke soort drie exemplaren. Al deze groenten zijn ondanks straffe zeewind en hevige regenval tot volle wasdom gekomen. Stuk voor stuk stralen ze de zorg van hun opkwekers uit. Lokale bodemeigenschappen en voorkeur voor deze of gene soort brengen een enorme variëteit aan vorm, maat, kleur en textuur voort die een feest is voor het oog. Hoe de oogst smaakt, is op deze dag niet belang- rijk. De jury beoordeelt op continuïteit van de rassen en prijst de meest identieke inzendingen. De gigantische, onaangeroer- de savooiekool waarvan ik er maar één tot perfectie opkweekte, mag daarom helaas niet meedoen. Wel heb ik in 2021 de eerste prijs onder de tuinbonen gewonnen, nadat ik ontdekte dat als je de peulen tegen het licht houdt je de bonen kun tellen en zodoende een volmaakte drieling tentoonstelde gebed in zilver donzen hulsels.

In het eerste vak links meteen naast de ingang van tentdoek staan acht schalen met zwart goud, heel verschillend van structuur. Straks zal de commissie alle compost bevoelen en besnuffelen. Het komt heel nauw: de substantie mag niet te nat of grof gezeefd zijn, maar ook niet fijnkorrelig. Verder zijn de criteria dubieus. Elk jaar wordt de categorie gewonnen door dezelfde tuinier. De uitslag van de competitie wordt altijd betwist. Hoe beoordeel je goede compost? De voedingswaarde daarvan kun je eigenlijk pas een jaar later toetsen wanneer zaaigoed uitwijst hoe voedzaam de compost is.

Een doorsnee composthoop met dagelijkse toevoer is een intiem portret van de eigenaar. Wanneer je het deksel, deken of oud stuk vloerbedekking oplicht, toont de hoop ogenblikkelijk waarmee men zich voedt, maar het bevat vooral wat men niet opat. Grote bladeren van rabarber bedekken koffieprut, eierschalen, het kontje van een prei, lege mosselschelpen en appelschillen. Ze beschrijven mijn afgelopen dagen.

Bijna alles wat ik eet aan groenten en fruit is door mijzelf of mijn buren uit zaad opgekweekt in schrale grond die we met zeewier verrijken. De permacultuurtuin, een klein voedselbos en het weer die mij omringen, bepalen in zeer sterke mate mijn (schrijf)ritme.

De essentie van permacultuur is het creëren van systemen die de diversiteit, stabiliteit en veerkracht van natuurlijke ecosystemen nabootsen. Het richt zich op het bouwen van relaties tussen de verschillende elementen in het systeem – planten, dieren, water, en mensen – om een harmonieus en efficiënt geheel te creëren. Dit houdt in dat er rekening wordt gehouden met de natuurlijke processen, zoals bodemregeneratie, watercy- clus en biodiversiteit.

Is het mogelijk om als vertaler ook zo duurzaam te zijn? Wat zou er gebeuren als we alles wat we schrappen, omdat het niet vruchtbaar leek, juist bewaren? Kunnen we uit dit restmateriaal niet ook iets blijvends maken?

Op mijn bureau slingeren notulen van Zoom-vergaderingen: te snel gemaakte notities waar ik na een paar weken geen touw aan kan vastknopen. In een misschien ietwat te vergaande composteergedachte besluit ik mijn aantekeningen niet weg te gooien, maar in te zetten als materiaal voor een nieuwe tekst. Ik heb de flarden toch niet voor niets opgeschreven. Het werkt misschien wel zoals wanneer je bij het rabarber oogsten het blad bovenaan de steel afsnijdt en terug onder plant stopt ter bemesting of zoals de roulatie van slabladeren die je niet allemaal opeet middels de groenbak uiteindelijk weer terug de grond in gaan.

De titel van dit gedicht van Walt Whitman uit 1856 verwijst niet naar wat wij tegenwoordig ‘tuincompost’ noemen maar naar natuurlijke bodemprocessen waar de dichter een groot oog voor had. Hoewel boeren al eeuwen ingekuilde stro met uitwerpselen uit hun stallen over het land verspreiden, schijnt compost pas sinds kort voor de Eerste Wereldoorlog als voeding aan de grond te worden toegevoegd.

In het Engels wordt het woord fermentation niet alleen gebruikt om het letterlijke fenomeen van cellulaire stofwisseling te beschrijven – micro-organismen en hun enzymen verteren en transformeren voedingsstoffen – maar ook veel breder om een toestand van beroering, opwinding en bruisen aan te duiden. Wellicht las Whitman het leerboek – gepubliceerd in 1846 – van Justus Liebig, Duits chemicus, pionier op het gebied van de toegepaste scheikunde, tevens uitvinder en eerste gebruiker van kunstmest, waarin fermentatie of rotting werd gedefini- eerd als metamorfose – de gelijktijdige afbraak en herschep- ping van materie.

Op zoek naar een recept voor het brouwen van middeleeuws gruitbier – een kruidenmengsel met als hoofdingrediënten gagel, salie en rozemarijn dat diende om het bier langer houd- baar te maken – stuitte ik op een citaat van Walt Whitman.

Slang, too, is the wholesome fermentation or eructation of those processes eternally active in language, by which froth and specks are thrown up, mostly to pass away; though occasionally to settle and permanently crystallize.*

Zijn metafoor schetst ons een schuimkraag van taal: zie hoe zich belletjes rondom de woorden vormen, zweven gaan en dan struis neerdalen. Hoe graag zou ik hem willen vragen naar voorbeelden van zulk taalverrijkend bezinksel. Wat veroor- zaakten die nieuwe woorden in zijn tijd? Hoe klonk de wederopbouw? Zijn de betreffende woorden nu nog traceerbaar of opnieuw in andere woorden uitgekristalliseerd? Als woorden die uit hun keurslijf gebroken zijn werkelijk vitaliseren, kunnen we dan taal aanwenden als middel om neergang te stabiliseren of zelfs te kalibreren?

Is vertalen niet ook een soort recycling en als dat zo is: hoeveel waardevols dragen vertalers dan bij aan planeet Aarde!

Tijdens het vertalen van This Compost ondervond ik veel verweer. Hoewel ik getroffen werd bij de eerste lezing en onmiddellijk zin kreeg in een poging tot vertalen, struikelde ik deze keer niet vanwege taaltechnische grenzen, maar worstelde ik mentaal met de boodschap die Whitman via dit gedicht naar buiten bracht. Waar Whitman vaak de natuur en de mensheid als één entiteit presenteert, zien we hier dat hij de twee scheidt en de natuur boven alles stelt. Ronduit schokkend is het aan de hand van dit gedicht te beseffen hoever de huidige wereld afstaat van de wereld waarin Whitman leefde. Stofe na strofe stamel ik: ‘Helaas is het tegendeel waar, de aarde slikt niet langer wat we in haar stoppen en wat we uit haar onttrek- ken, is allerminst een overvloed.’

Whitman’s regels, die het mysterie, de schoonheid en kracht van de vernieuwing van de aarde onthullen, geven – hoe tegenstrijdig ook – toch enige hoop. In zijn belofte van univer- sele onsterfelijkheid heb ik weinig tot geen fiducie, maar ik zie dit vers wel als bewijs dat we al schrijvend en vertalend kunnen bewaren wat er straks niet meer is.

*Slang in America Vol. 141, No. 348 van The North American Review (November 1885).

 

Deze compost – Walt Whitman

Ineens schrik ik, daar waar ik het meest geborgen dacht te zijn,
ik trek me terug uit het stille bos dat mij lief was,
ik ga nu niet door de weilanden lopen,
ik trek me de kleren niet van het lijf om mijn geliefde, de zee, tegemoet te treden, ik laat mijn lijf de aarde niet als een ander lijf raken om mij te vernieuwen.
O, hoe bestaat het dat de grond zelf niet ziekmakend is?
Hoe kan het dat jullie lentespruiten leven?
Hoe kun je heil bieden, jij levenssap van kruiden, wortels, boomgaarden, graan? Word je niet continu volgestopt met ontbindende lijken?
Wordt niet ieder werelddeel keer op keer met ranzige doden bezoedeld?
Waar heb je hun karkassen gelaten?
Die talloze generaties dronkaards en veelvraten?
Waar heb je al het gore vocht en vlees geloosd?
Ik bespeur er heden niets meer van, maar misschien zie ik het verkeerd.
Ik zal een voor ploegen, mijn spade door de zoden steken, de grond omkeren. Ik haal vast iets van dat rottend vlees omhoog.
Kijk deze compost! Aanschouw het maar goed!
Misschien is elk korreltje ooit uit een zieke ontstaan — maar kijk toch!
Het lentegras bedekt de prairiën,
geruisloos barst de boon door de bladmolm in de tuin,
de tere speer van de ui schiet er dwars doorheen,
de appelbloesemknoppen zitten in toefjes aan de appeltakken,
de tarwe herrijst bleek uit zijn graf,
over wilg en moerbeiboom trekt plots een kleurenwaas,
de mannetjesvogels kwelen ’s morgens en ’s avonds terwijl de wijfjes op hun nest zitten,
de hoenderkuikens breken door hun eierschalen,
de jongen komen voor de dag, het kalf floept uit de koe, het veulen uit de merrie,
uit de aardappelrug verrijst getrouw het donkergroene loof,
uit zijn heuvel ontspruit de gele maïshalm, de seringen bloeien op het erf,
de zomergroei is pure onschuld, heeft lak aan de lagen ranzige doden waarop ze groeit.

Wat een chemie!
Dat de winden waarlijk niet besmettelijk zijn,
dat dit geen bedrog is, dit doorzichtige groene zeewater dat zo amoureus naar me op zoek is,
dat het geen kwaad kan mijn naakte lichaam door haar tongen te laten aflikken,
dat zij mij niet aan koortsen blootstelt die bij haar ingetrokken zijn,
dat alles voor eeuwig en altijd schoon is,
dat uit de bron de koele dronk zo heerlijk smaakt,
dat bramen zo verrukkelijk en sappig zijn,
dat de vruchten van de appelgaard en de sinaasappelgaard, de meloenen, druiven, perziken, pruimen, mij geen van alle zullen vergiftigen,
dat ik geen ziekte oploop door me in het gras neer te vlijen,
ook al ontkiemt elk sprietje gras vermoedelijk uit wat ooit een besmettelijke ziekte was.
Nu vind ik de Aarde ontzagwekkend, zo rustig en geduldig is zij,
uit zulk bederf schenkt zij ons zoveel zoets,
Ongevaarlijk en onbevlekt draait zij om haar as, ondanks zulke eindeloze reeksen verziekte lijken,
uit zulk doordringend verderf destilleert zij verfijnd parfum,
met zulk een onbevangen aanblik herschept zij jaarlijks weelderige gewassen in overvloed,
aan de mens schenkt zij zulke goddelijke materialen en neemt zijn afvalstoffen tot het einde in haar op.

Vertaling in samenwerking met Nigel Harle

Gepubliceerd in tijdschrift Filter: Groen vertalen 2024