menu

Struinen door het maritieme verleden

Vanuit haar tijdelijk verblijf in kunstenaarscentrum De Willem III in Vlissingen had ze het mooist denkbare uitzicht op de Westerschelde. “Ik had precies zicht op de plek waar de schepen beloodst worden. Vaak zag ik de loodsen via de touwladders aan boord klimmen”, vertelt Miek Zwamborn.

Deze kunstenaar, schrijver en sluiswachter uit Amsterdam struinde ruim twee maanden door Zeelands maritieme verleden ter voor­bereiding op een nieuw boek in het kader van de Slibreeks, dat in september uitkomt. Ze verzorgt zowel de tekst als het beeldmateriaal.

„Er zal veel zee en water in voorko­men”, zegt Zwamborn, inmiddels teruggekeerd in Amsterdam met een grote hoeveelheid foto’s ter ondersteuning van haar impressies. Als artist in residence begon ze on­bevangen aan haar opdracht. „Ik mocht in alle vrijheid ideeën op­doen. Het zou mooi zijn als er iets Zeeuws in zou zitten.” Zwamborn houdt het bij water, hetgeen naad­loos bij haar past. Het creëren van kunst en het bedienen van de slui­zen biedt haar een ideale combina­tie. „Ik zie de zee als een onont­gonnen gebied, als een leeg vel pa­pier, een parkeerplaats voor je hoofd”,   motiveert ze ook haar keus destijds een paar maanden op een booreiland te gaan werken. Haar verkenningen en ervaringen op die varende fabriek boden de bouwstenen voor haar debuutro­man Oploper in 2000. Vier jaar la­ter verscheen Vallend hout. De in­spiratie daarvoor putte ze onder­meer uit  veldonderzoek bij een boomchirurg. „Een boek heeft personages nodig, maar ik schrijf geen beschouwingen over wat ie­mand denkt of vindt en vertel geen verhaal van A tot Z. Ik ge­bruik mijn waarnemingen voor het creëren van een sfeer en schets er momentopnamen mee.” Zij bespeelt de taal als materiaal waaruit ze woordcomposities creëert. In Vallend hout bijvoor­beeld geeft zij het snoeien van de takken ook letterlijk gestalte met het kappen in de woorden. Voor het Slibboekje struinde ze meer in de catacomben van het Zeeuws maritiem Muzeeum en het Zeeuws Archief dan langs de vloedlijn. ,,lk vond er allerlei voor­werpen uit gezonken schepen. Stukken aankoeksels waarin zich bijvoorbeeld resten van kanonnen bevinden, kommen, knopen en dobbelstenen. Met zijn net uilenballen”, vertelt Zwamborn. Vaak waren het slechts onderdelen van iets anders. ‘Unidentified’ staat er op het label, fragmenten van voorwer­pen die nergens anders zijn onder te brengen.

Het fascineert haar: schepen die als tijdcapsules rusten op de bodem van de zee omdat het leven er destijds door te zinken plotse­ling is stil blijven staan. Zij verdiep­te zich ook in het leven van scheepslieden van weleer. „Vaak beschikten ze over maar twee sets kleding voor een lange zeereis. Eén set hadden ze aan bij vertrek, het andere was bestemd voor de te­rugreis.” Zwamborn ordent nu het verzameld materiaal. Verder werkt ze aan haar derde boek Kladsteen. Een fossiel speelt er de hoofdrol in. Het is een steen die twee men­sen uit verschillende tijdlagen met elkaar verbindt. Dit boek komt in 2009 uit bij Querido.

 

Ali Pankow – PZC – 22 april 2008