Holcus lanatus
Achter krozige sloten staat het star en ongewapend
bladbleek is het bovenste bloempje op de rug
bevindt zich naald of haak in pollen wachten
brede stengels blauwgroen in de volle zon
op nachtval daas trekt het de luchtlaag dicht.
Gehuld in strepen verwildert gras
van knikkende pluim naar helderwit wuiven
woedt ruigte om zode
steekt maaiveld over.
Verplaatst naar de donkere kamer van de maan
worden matte stelen groene krassen
zwiept kniehoog naakt gewimperd gras, ’s nachts
offert het halmen, glanst het voor het wezen trilt
trekt het visgraten en splinters uit
vangt het storm en hagel, maait het vluchtwegen
verlegt het paden, wordt schuilkelder.