De Standaard – Hans Cottyn | 3.8.2024
Knockvologan in Schotland is een plek van wind, water, aandacht, poëzie en zorg. Daar, op het uiterste van het eiland Mull, kijkt Miek Zwamborn naar wat haar omringt. Haar vorig jaar verschenen boek Onderling is een kabinet van wonderen, een liefdevol eerbetoon aan het wilde van zee en land. “Kom, we gaan kijken. Doe het hek na je toe.”
Het is een lange reis naar de Ross of Mull, de zuidelijke sliert van het eiland waar je in het uiterste westen Knockvologan vindt. Je moet het water over, en dan nog eens. Je rijdt de lange kronkelende weg af – een koord met knopen, één voertuig breed met passing places om tegenliggers in te mikken – en daar is nog meer water. De zee die komt aanklotsen en zich weer terugtrekt, de regenvlagen die uit de Atlantische Oceaan aanwaaien, altijd weer nieuwe vlagen. Water in de schijngestalte van zeewier, waarover Zwamborn ook het boek Wieren schreef, even zonderling zoekend en aandachtig als Onderling.
De Nederlandse dichter, schrijver en beeldend kunstenaar Miek Zwamborn groeide op in de Alblasserwaard, studeerde schone kunsten aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam, publiceerde romans, schreef essays en vertaalde boeken. Tien jaar geleden kwam ze voor het eerst naar deze uithoek. Ze leerde de Nederlandse eigenaars van het natuurreservaat Tireragan kennen, die het al meer dan drie decennia beheren. Of ze een jaar op het naastgelegen huis wilde passen in ruil voor de zorg voor Tireragan? Dat deed ze.
Sinds wanneer voelt deze plek als thuis? Als het al als thuis voelt?
“Voor het eerst in mijn leven voel ik dat ik ergens thuishoor en aan een toekomst kan bouwen. Het aanbod kwam totaal onverwacht en zonder te weten wat het precies inhield, zei ik ja, en heb ik me eraan overgegeven. Vanaf het allereerste moment verlangde ik ernaar hier te blijven. Dat mijn vriend Rutger (Emmelkamp, kunstenaar, red.) zich ook in dit avontuur wilde storten, maakte de beslissing makkelijker. Alleen aarden zou op deze plek veel zwaarder zijn geweest.”
Waren er nooit twijfels?
“Diepe twijfels hebben we nooit gehad. Natuurlijk is het soms zwaar. Op sommige dagen gaat alles kapot. Af en toe zien we alleen nog maar wat er moet gebeuren, niet wat al gedaan is en wat we hebben opgebouwd. De winters zijn donker en guur; de zon gaat om vier uur ’s middags onder en komt de volgende dag pas rond negenen weer op. En dan die oorverdovende stormen. De muren van het huis zijn dun, soms worden we gek van het enorme gebulder van de wind. Dat kost veel energie, net als warm blijven.”
Terwijl we praten maakt Zwamborn achteloos scones, met automatische bewegingen. “Voor straks, als we gaan wandelen”, zegt ze. Ze heeft niet de handen van een schrijver, maar die van een moestuinier en wildplukker. Getaande handen, bezige handen. “Ik ga even iets halen, voor op de broodjes.” Ze komt terug met brandneteltoppen, alsof dat doodnormaal is.
In de moestuin pikken de kippen het zeezout uit het gras. “Kom, we gaan kijken. Doe het hek na je toe,” zegt ze streng, “anders breken de kippen in.” Omheiningen zijn essentieel op plaatsen waar je zuinig op moet zijn. Dat zal ook later op de dag blijken.
In de tuin gaat niets verloren. Van oude golfplaten is een pad gemaakt, van oude dakpannen een verhoogd tuinbed. De aardbeien groeien in aangespoelde visbakken. Zeewier dient om de bodem te voeden en zo de groenten. Van buurvrouw Judy op Erraid, het getijdeneiland vlakbij dat twijfelt of het bij Mull hoort, kreeg ze veertig preizaailingen. Verder groeien er aardappels, venkel, bloemkool, rode biet, spinazie, ui, kardoen, tuinbonen en artisjok, waarvan ook de distelvinken mogen eten. We gaan de serre in, pas door Rutger opgetrokken. Het is er tropisch warm en het staat er vol tomaten. “Proef maar van deze mosterdsla. Wel even de bladluizen afslaan.”
© hcn
“In Nederland plantten we uit nieuwsgierigheid een voedselbosje. Hier plukken we in het wild en kweken bijna alles wat we nodig hebben. Vers fruit eten we veel minder. Deze winter bouwen we tegen de keuken een kas voor een druivelaar waarin we dan onze natte jassen en kaplaarzen kunnen drogen. Bij alles wat we doen, proberen we noden te combineren.”
Opgevoed door zeewier
Achter in de tuin staat het zevenkantige gastenverblijf met panorama, The Prism. Van maart tot oktober komen studenten, kunstenaars, componisten en schrijvers er op residentie. De schuur met de rode schuifdeuren naast het huis heeft vele functies. Ze doet dienst als concertgebouw, timmeratelier, schrijfplek, kweekcel voor paddenstoelen, gemeenschappelijke keuken en opslagplaats voor dromen. De zeekajaks hangen te drogen naast de slierten wier en de waadpakken.
“Dit zijn kreeftenfuiken gemaakt van heidetakken, wilgentenen en Nieuw-Zeelands vlas van Eamon Harnett, een van de residenten. We hebben ze nog niet vaak gebruikt omdat de vissers de neiging hebben om fuiken die niet van hen zijn los te snijden. In de baaien spoelt veel plastic aan. Het merendeel is afkomstig van de visserij: stukken net, eindjes van het boeten van de netten, handschoenen, touw. Vissers krijgen subsidies om oude fuiken te vervangen, ook als ze niet kapot zijn of verloren gingen. Dagelijks zien we hoe dat tot vervuiling van de zee en de stranden leidt.”
Als u door iets geïnspireerd raakt, neemt u dan eerst uw pen om te schrijven of uw potlood om te tekenen?
“Afwisselend. Ingevingen laat ik sudderen. Ik draag ze bij me. Inspiratie komt plotseling en ebt dan weer weg. Ik heb een staat van voortdurende alertheid ontwikkeld. Voor de tekst die ik over drie maanden ga schrijven, heb ik misschien nu al een foto gemaakt, maar weet ik dat nog niet. Heel erg je best doen om inspiratie te krijgen of op zoek gaan naar een onderwerp doe ik nooit meer. De epifanie zoeken hoeft hier niet. De betekenis van wat ik doe, ligt in de zorg voor deze plek. Als je hier pas komt, is de plek overweldigend, denk ik, maar misschien is dat niet het goede woord. Sommige mensen raken hier in de war door dat grote. Ik voel sterk dat het niet in mij past of het ook niet voor mij alleen bestemd is. Ik moet deze plek doorgeven.”
“Een groot deel van mijn opvoeding voltrekt zich hier”, schrijft u in Onderling.
“Ik ga bij het zeewier naar school, ja. Het heeft me vaardigheden geleerd die ik voorheen niet had. Het lukte me bijvoorbeeld nauwelijks om te praten in gezelschap, en ik vind het nog altijd moeilijk om in een groep niet te verstijven of, erger nog, op slot te gaan. Mijn ouders zijn zorgzaam, maar niet zo sociaal. We kregen thuis weinig vrienden over de vloer; ik wist niet goed wat vrienden waren. Dat stille is een familietrek. Mijn vaders grootvader werd al ‘de zwijger van Schiedam’ genoemd. Van die schroom om te spreken wilde ik af.”
“Hier vond ik openheid en plezier om dingen te delen, door veel langs de kustlijn te lopen, in de poelen te kijken en te snorkelen. Hoe wieren bewegen, hoe ze over en onder elkaar groeien, dat is bijna hoe je een stad kunt bouwen. Ik ontmoette al veel zeewiermensen – ik herken hen feilloos. Dat zijn mensen die elkaar ondersteunen, samenwerken, met elkaar aan iets willen bouwen. Zo bedoel ik het, als een sociale opvoeding. Hoe je kunt leven, hoe je kunt ontwerpen, hoe je onder elkaar kunt zijn. Niet alleen zeewier met zeewier, maar met al die beestjes die in het wier leven, alles wat er een schuilplaats vindt. Dus ja, het is een hele optimistische en saamhorige opleiding. Zoals het schooltje op het eiland Iona aan de overkant. Alle leeftijden zitten er bij elkaar, want er zijn niet veel kinderen. Ze leren van en met elkaar.”
Eiland met dertien schapen
We wandelen naar de oude eik in het natuurgebied Tireragan achter het huis. Om de zevenhonderdjarige eik te beschermen, wordt het pad niet meer onderhouden; binnenkort is de route erheen helemaal onzichtbaar. Onderweg wijst Zwamborn op de geur van de bloeiende kamperfoelie, op de witte klaverzuring en beenbreek, de prachtige libelle die de loop van een beekje volgt, de wilde orchis. Schriftkorstmossen groeien als een mysterieuze taal op de bast van berken. Er staat watermunt, gagel en engelwortel, en ze laat me van alles proeven. Zwamborn vertelt over ontmoetingen met de sprinkhaanzanger en de bosparelmoervlinder. We lopen door een veld manshoge adelaarsvarens. Met een zakmes snijdt ze een stengel door om te wijzen op het kruis dat zo verschijnt, waaraan de soort haar bijnaam ontleent: de varen van God. Volgens sommigen is het een te bestrijden onkruid, maar vroeger werd hij op het eiland onder meer gebruikt voor het dekken van daken.
© hcn
Het tempo is hoog. We veren mee op het veen. De scones eten we zonder halt te houden, zoveel wil ze me tonen, zoveel leven is er te beschrijven. “Kijk naar deze Atlantische hazelaar. In symbiose met de glue fungus vangt de boom de eigen rotte takken om er de voedingsstoffen weer uit te halen. Hier herstelde een van de vrijwilligers, een dry stone dyker, de stenen brug. In deze ruïne zette een andere vrijwilliger op zijn fiddle een ijzingwekkend treurig melodie in die hij nooit eerder had gespeeld. Het leek een klaaglied uit de tijd dat er nog mensen leefden, toen ze er nog mochten leven.”
Tireragan is een van de eerste herwilderingprojecten van Schotland, maar ook verbonden met een verhaal van ontvolking. Tijdens de Highland Clearances werden veel boeren in Schotland verdreven door de landeigenaren. Schapen en jachtrechten leverden meer op. “De valley of despair noemen sommigen deze plek. De vrouwen liepen rookvergiftiging op in de slecht verluchte huizen, en omdat er nauwelijks licht binnenviel, moesten ze wollen truien breien met contrastrijke motieven.”
Op een uitkijkpunt staan we tegen de wind in te turen naar de zee met schuimkopjes. We zien een middelste zaagbek, en een zeeotter-zeehond-zeeotter-zeehond. Zeehond. Verderop ligt een eiland van een gazonnetje groot waar buurman John enkele van zijn schapen laat grazen. Zwamborn kijkt door de verrekijker en telt ze. “Ja, het zijn er opnieuw dertien.” Of er maar gras is voor dertien schapen? “Het heeft eerder te maken met de grootte van zijn boot, denk ik.”
Kan hij zich inbeelden waar jullie als schrijvers en kunstenaars mee bezig zijn?
“Ik denk dat hij eerst dacht dat we rijk waren. In zijn ogen hadden we geen werk, omdat we de hele dag thuis zijn. Rutger heeft krediet bij hem opgebouwd omdat hij altijd doet wat hij belooft, veel kan met zijn handen, bij de kustwacht zit en in de dorpsraad bijspringt. Ik ben vaak aan de wandel, maar zorg ook voor de moestuin – daar kan hij zich iets bij voorstellen. Over mijn boek vertellen, doe ik niet. We hebben geleerd dat het delen van problemen meer verbindt dan het delen van hoogtepunten. Ik vraag hem of hij ook schade had bij de laatste storm en dat werkt verbroederend.”
Tot in de jaren 50 kregen landeigenaren subsidies om drainagesloten te graven, moerassen af te wateren, en het veen te temmen. Het bleek een ecologische kaalslag teweeg te brengen. Samen met andere vrijwilligers proberen Zwamborn en haar man de schade aan het veen te herstellen. In een van de afwateringssloten bouwden ze 25 dammen, met de hand, om de sijpelende tijd bij te houden. Ooit kan het weer Keltisch regenwoud zijn.
“Rutger en ik lopen een paar keer per jaar het kilometerslange hek af. Het dient om herten en schapen buiten te houden. Anders vreten die alles kaal. Dat lukt niet helemaal, het gebied is te groot, maar we proberen het hertenbestand onder controle te houden. Afgelopen winter heeft een jager tientallen herten geschoten. Zeven grote hertenbokken lieten we liggen. Ze dienden als voedsel voor heel wat andere soorten. Op een wildcamera die we bij het kadaver ophingen, zagen we een steenarend, een buizerd, een grote mantelmeeuw, bonte kraaien, een boommarter, een houtsnip, en een roodborstje foerageren, en muizen die over het gewei trippelden.
U kent het hier als je broekzak. Ziet u nog nieuwe dingen?
“Het verandert allemaal zo snel, het is een voortdurende improvisatie. Door de luchten, door de vegetatie en door de wind. Wind heeft een grote impact op het landschap. Als je dit terrein onder al die verschillende omstandigheden hebt gezien, dan beginnen kleine veranderingen je op te vallen, en die zijn heel opwindend. Dat is misschien ook de kern van mijn kunstenaarschap.”
“Ik schrijf iets voor een literair festival in Utrecht over nature narratives. Ik houd niet van de term nature writing, want wat zeg je daarmee? Schrijvers die spreken ‘namens de natuur’, dat vind ik helemaal erg. Hoe kun je als mens denken dat je kan spreken voor de natuur of dat je de natuur een stem mag geven?”
Wat is het voorzetsel dat u zou gebruiken?
“Het liefst ‘met’. Als dat al kan. Of ‘tussen’. Maar niet ‘voor’ of ‘namens’, zeker niet. ‘Over’ kan ook. Maar teksten geschreven ‘vanuit’ de mier of zo, zijn toch altijd het werk van iemand achter zijn bureautje die in een encyclopedie veel over mieren heeft gelezen. Ik schrijf liever zoals Anneke Brassinga, als een soort borrelende jungle van woorden. Zij dicht niet over de natuur, haar poëzie is van nature ongetemd, onstuimige wildgroei.”
© hcn
Zoals u een landschap bent op deze plek?
“Nee, dat zou ik nooit … Of ja, ik eet het op, dus het zit in mij. Zo krijg je een beetje de kleur. Misschien leer je zo een plek helemaal kennen. Door het zelf te vangen of te telen, in het wild te vinden. Dat helpt om ook de ondergrond te snappen, de geologie. En wie er nog van eet. Zoals die aardbei waarvan de slak een hapje heeft genomen. Ik kan die niet weggooien, want het is nog altijd dezelfde aardbei. Het is leuk om erachter te komen wie er nog meer mee-eet of met wie ik mee-eet.”
Het is een tijd geleden dat u een roman publiceerde. Zit deze plek fictie in de weg?
“Deels, ja. Het voelt op dit moment artificieel om een verhaal te bedenken. Dat kan ik misschien niet meer. Ik werk al lang aan een brievenroman over een welgesteld echtpaar dat eind negentiende eeuw een herbarium bijhield. Grotendeels gebaseerd op realiteit, inderdaad. Ook in Onderling heb ik brieven aan historische personages opgenomen. Dat lijkt nu te werken. En ik kan er toch ook dingen in verzinnen.”
Naar de zee gaan we niet, maar de zee is overal. Bij het afscheid toont Zwamborn me nog snel een met paars velours bekleed juwelendoosje met parels die ze in wilde mosselen vindt. Mosselen die ze plukt langs de kustlijn van Mull. “Het begin van ons pensioen”, lacht ze.