menu

Gul geïllustreerd museumboek

Beeldende kunst die is opgeslagen in museumdepots: de conservator is er blij mee, want het kwetsbare materiaal is gevrijwaard van beschadiging. Maar óók van de blik van de toeschouwer. Waarom zou je kunst opbergen als niemand ernaar kan kijken?

Een halfjaar mocht Miek Zwamborn als gastschrijver vrij rondlopen in het Haags Gemeentemuseum. Voorzien van witte handschoentjes kon zij wél de depots in. Daar trof ze opgesloten natuur aan, schilderijen met wolkenluchten, schetsboeken die ooit door de schilder mee naar buiten zijn genomen. Zwamborns onderzoekingen hebben geleid tot Getemde hemel, tegelijk een catalogus, essay, dagboek en dichtbundel; men kan het haar eigen gul geïllustreerde en handgebonden schetsboek noemen.

Bij een tekening die Isaac Israëls van zijn voeten schetste, waarvan er een in het verband zit: ‘De voeten liggen iets omhoog op een kussen en kijken naar de eigenaar én naar mij. Ik schuif heel even Israëls voeten aan mijn enkels. Gek dat uitzicht, opeens kijk je naar je eigen voeten, die je zo vaak vergeet terwijl ze je overal heen brengen.’

Ze citeert Aristoteles, die schreef dat er ’s nachts regenbogen kunnen ontstaan die pas de volgende dag verschijnen. ‘Een voorraad gekleurd licht opgeslagen in het donker. Het doet me denken aan de stukken in de depots die de duisternis gewoon zijn en pas op zaal hun schoonheid prijsgeven.’

Mooi is de foto van een kar met een oude Amerikaanse misthoorn. Eveneens presenteert Zwamborn een schetsje dat Albert Heim maakte, de Zwitserse geoloog die ze in haar geprezen bergwandelroman De duimsprong (2013) nareisde. Dit boek maakt je zo stil dat je de natuur, die hier kortstondig wordt bevrijd, horen kunt.

01.08.2015 | De Volkskrant – Arjan Peters