menu

O krinklende winklende waterding

  Passies zijn er in soorten – wat een bloedeloze wereld zou het zijn als we allemaal dezelfde interesses zouden delen. Al is de ene passie vreemder dan de andere: fotografie, wiskunde, hardlopen, daar kijkt niemand van op. Die van de Nederlandse Miek Zwamborn is van een andere orde. Voor haar begon het allemaal met een bijzondere ontmoeting. Niet met een mens, maar met een bolwier, aangespoeld in de baai van het Schotse getijdeneiland Erraid: ‘een goudgele, met noppen bezette bol waaruit een stengel groeide met amberkleurige roesjes, en bladeren als lange vingers’, netjes uitgespreid door de zee, een kanjer van meer dan twee meter. Niets bijzonders zou je denken, zelf loop ik er liever met een boog omheen als ze ’s zomers bij bosjes op het strand liggen te stinken. Maar de bolwier raakt een snaar bij Zwamborn, die hem liefdevol meeneemt naar huis. Een zomer later verhuist ze naar diezelfde baai, de wieren hebben zich intussen stevig in haar hart genesteld: wonderlijke planten die er aan land hulpeloos, taai en vreemd uitzien, maar die zich onder water ontpoppen tot de sensueelste plantensoort die er bestaat, aldus Zwamborn in haar boekje: ‘Machtig is het bos waar ik doorheen zwem. De wieren lijken door een geheimzinnige stroming aangestuurd, heel rustig waaien ze heen en weer. […] Nog nooit heb ik een landschap zo volop en langzaam in beweging gezien.’ Ze blijkt bepaald niet de enige te zijn die gebeten is door deze plantensoort uit lang vervlogen tijden. Japanse prentkunstenaars creëerden prachtige exemplaren in inkt, symbolen van voorspoed en geluk, en de Grieken zouden de Grieken niet zijn als ze er geen verhaal rond hadden gesponnen: Pontos, de god van storm, scheepswrakken en drenkelingen en zijn vrouw Thalassa hebben haren van zeewier waarin zeelieden verstrikt kunnen raken. Columbus raakte er in 1492 echt in verstrikt toen hij van de Canarische Eilanden naar de Bahama’s zeilde, en in de 18de en 19de eeuw sloegen Engelse dames van stand massaal aan het verzamelen. Het werd zo’n rage dat de gewiekste textieldrukker William Kilburn vernuftige wierpatronen bedacht waarmee hij stoffen bedrukte. De modetrend die hij zo teweegbracht,  had ook zo zijn nadelen: binnen de kortste keren werden zijn ontwerpen gekopieerd en goedkoper aan de vrouw gebracht. Tot razernij van Kilburn, die in 1787 een petitie ondertekende om ontwerpers te beschermen. Zo werd hij een pionier in de strijd voor het copyright. Waartoe een wier al niet leiden kan.

  ‘Er is niets waardelozer dan zeewier’, schreef Vergilius. Hij had ongelijk, en ik ook. Wieren verdienen respect. En Passie. Al was het maar omdat ze de grootste zuurstofproducenten ter wereld zijn. Dankzij Zwamborn ben ik alweer een vooroordeel lichter.