13.12 | 00º 35.0 S 08º 44.3 E | 20 NM zuidwest van Port Gentil | Gabon
Het kraaneiland ligt, even uit de kust, als een verdwaalde fabriek op het water. Een oude sleepboot vaart ons naar het eiland. Iemand in een oranje pak grijpt mijn hand en tilt me van de boot. Ik klim achter de mannen aan de trappen op. De bagage wordt door de kraan omhoog gehesen. Boven verdwijnen de mannen in een wit gebouw. Ik pak mijn spullen bij elkaar onder de kraan en loop achter hen aan naar de bovenste verdieping, het C-deck, waar een man staat met een lijst die zich voorstelt als kaart. Hij zegt de mannen waar ze moeten slapen. Niemand begrijpt wat ik kom doen.
Ik leg het nog een keer uit. ‘Onbegrijpelijk,’ zeggen ze, ‘onbegrijpelijk.’ ‘We hebben hier niets over gehoord.”We zijn hier geen vrouwen gewend.’ Dat er echt iets mis is gegaan met het doorgeven van mijn komst blijkt al alle hutten zijn verdeeld en ik overblijf zonder hut. Vrezend dat ik zal worden teruggestuurd of met een van de mannen een hut moet delen vindt Kaart toch nog een plek.
Ik heb een hut gekregen op het B-deck, zonder raam.
In de gang bots ik op een Engelsman. Hij heeft kortgeschoren haar, een gouden ring in zijn oor en blote, getatoeëerde armen. Hij vraagt of ik honger heb en neemt me mee naar de kantine. Als ik achter in de rij aansluit, laten de mannen me voorgaan. Koks staan achter pannen met eten en scheppen de borden vol. De Engelsman wil een kotelet, een kippenpoot, een gehaktbal en gebakken aardappels. Ik neem vis met rijst. Als ik bij mijn eerste hap opkijk naar de Engelsman om te vragen of het smaakt, heeft hij zijn bord al leeg.
Na het eten neem ik een douche. Er is niemand te zien op de gang. Zijn de mannen meteen aan het werk gegaan of slapen ze? Ik trek het groene beschimmelde gordijn toch maar dicht. Terug in de hut maken de geluiden van metaal, van dichtslaande deuren en repeterende alarmen me nieuwsgierig. Ik loop langs de pantoffels van de mannen naar buiten, maar waag me niet te ver, want ik heb nog geen helm.
Vanaf het heli-deck kan ik een groot deel van het eiland overzien. In de verte steken torens uit het water en ik zie vlammen van afgefakkelde olie. Twee enorme hijskranen op de achtersteven. Beneden aan dek staan containers, grote spoelen met staaldraad, opgerolde slangen, touwen en platen metaal. Een kleinere kraan rijdt over een rails van bielzen heen en weer. Overal branden felle lampen. Alles roest. Ik ruik smeerolie en dieseldamp. De mannen van vanmiddag zijn onherkenbaar. Ze zien er in de overalls allemaal hetzelfde uit.
‘Dat kan niet waar zijn. Wie ben jij?’ Ik draai me om. Een gebruinde man met een rond gezicht, een grote snor en een fladderend, haast doorschijnend overhemd komt op me af lopen. Hij schudt mijn hand. ‘Columbus, aangenaam,’ zegt hij, ‘fijn dat je er bent.’
14.12 | 01º 57.4 S 09º 20.1 E | 176 NM zuid van Port Gentil | Angola
Na de kennismaking met Columbus op het heli-deck ben ik teruggegaan naar B-10. Dat was niet eenvoudig. Het B-deck had ik snel gevonden, maar de nummers van de hutten leken totaal onlogisch gerangschikt.
Ik moet als een blok in slaap zijn gevallen, want ik word wakker met mijn kleren nog aan. Even weet ik niet waar ik ben. Dan herinner ik me de mannen, de trappen en de gangen en voel ik hoe het eiland heel langzaam heen en weer schommelt. Mijn tas staat nog steeds onuitgepakt bij de deur, onder de twee medicijnkastjes. Twee klerenkasten, twee bedden, twee laden, twee haakjes aan de muur. Ik berg mijn kleren op in de linker kast en zet de boeken op de plank boven het bureau. net als ik bezig ben met het afhalen van de lakens van het onderste matras om het bovenbed op te maken, komt een Aziatisch uitziende man zonder kloppen mijn hut binnen. Eerst beweegt hij niet. Hij staat verstijfd in de deuropening, maar zijn ogen glijden over mijn lichaam. na een paar seconden, die heel lang duren, stamelt hij een excuus en overhandigt hij me een stuk zeep en een schone witte handdoek.
Ik heb honger en ga op zoek naar de kantine, maar ik ben net te laat. De deur zit op slot, geen ontbijt. Ik moet nog vroeger opstaan.
Ik heb om tien uur afgesproken met Columbus. Hij heeft beloofd me rond te leiden en zal me de belangrijkste delen van het eiland laten zien. Nog twee uur. Ik loop de gang door, op weg naar de trappen, maar ik word aan de kant geduwd door mannen met blauwe zakken om hun schoenen.
‘Verdwaald?’ Columbus lacht. ‘Kom,’ zegt hij, ‘deze kant uit.’ Ik kan zijn grote stappen maar net bijhouden. Hij leidt me over de verdiepingen, langs het hospitaal, het deck-office, de kranen, door de ruimen en de machinekamers. Het eiland is groter dan ik kan bevatten. Ik probeer plekken te onthouden, maar er is teveel te zien. Uiteindelijk komen we op de brug waar een man met een baard ons vriendelijk groet. Ik vraag hoe hij heet. ‘Een,’ zegt hij. ‘Kapitein Een en dit is Oog.’ Oog heeft blonde stekels en vreemde blauwe ogen. Hij loenst. Zijn linkeroog kijkt naar rechts en zijn rechteroog kijkt naar links. ‘We hebben besloten dat je met hem meeloopt. Oog is onze veiligste man. Je kunt morgenochtend om zes uur beginnen.’
15.12 | 03° 58.04 S 10° 13.01 E | 217 NM oostzuidoost van Port Gentil | Gabon
Hoe vind ik in godsnaam de weg over dit eiland? Oog heeft vanmorgen een plattegrond getekend. Het eiland is 154 meter lang, 86 meter breed en 42 meter hoog. Er is plek om 402 man te herbergen verdeeld over het C-deck, het B-deck, het A-deck, het upper-deck, het tween-deck en het main-deck. ‘Als je vanuit hier door de rode deur naar beneden loopt, kom je op het tween-deck,’ zegt Oog. ‘Nog een trap naar beneden en je staat op het main-deck. Dan is het makkelijk, je loopt gewoon rechtuit en komt vanzelf weer terug bij de rode deur.’ Het is druk in de gang. Ik wring me tussen de mannen door die zich voor de deur van de kantine verzameld hebben. Het is twaalf uur en de nachtploeg is klaar met werken. Ik daal drie trappen af en vind inderdaad het main-deck. Ik loop almaar rechtuit. Ik kom langs de werkplaats, langs de general store, langs de lift, langs de escape-to-sea uitgang, langs de machinekamer en langs tientallen deuren en zijgangen tot ik weer voor de rode deur sta. Net naast de rode deur zie ik nog een rode deur en achter de rode deur is weer een rode deur. Na alle deuren geopend te hebben, vind ik uiteindelijk de weg terug. De leuning van de trap zit nu echter links en ik weet dat zeker die daarstraks rechts zat. Ik vraag aan Oog hoe dat kan. Er blijkt een tweelingtrap te zijn, een voor bakboord en een voor stuurboord. Het zal lang duren voor ik begrijp hoe dit eiland in elkaar zit.
Ik schrik van het lawaai van een sirene. Deuren klappen open en mannen in zwemvesten rennen voorbij naar de reddingsboten. Ik loop achter hen aan naar boot vijf. De mannen van het B-deck staan al klaar, de benen als passerpunten uiteengezet om niet te vallen. Een paar lassers wenken me en vragen of ik niet liever bij hen in de boot wil. Dat kan niet want iedereen is vast ingedeeld in een van de zes boten. Er kunnen 25 mensen in een boot. Elke boot heeft een eigen kapitein. Deze contoleert nu de namen op de lijst. Iedereen is er. De sirene stopt, de sloepenrol is voorbij, tijd voor het middageten.
Alles roest. Zelfs mijn handen ruiken naar ijzer.
De witte pakken van de machinisten die aan de kapstok naast de trap hangen, zwieren zachtjes door de golfslag. In de magazijnen bewegen loodzware onderdelen in de schappen heen en weer en de stoelen in de kantine schuiven soms zomaar achteruit.
Oog heeft me meegenomen naar de general store. Ik heb een witte helm gekregen, een blauwe overall, een lichtgevende veiligheidsbril en een paar werkschoenen met stalen neuzen. Nu ik dat alles aan heb, voelt mijn lichaam klein en jong.
Ik heb nog nooit zoveel moeten praten.
16.12 | 04° 40.0 S 10° 50.0 E | 55 NM west van Pointe Noire | Cabinda
De helm is te groot en zakt steeds voor mijn ogen. Ik zie eruit als Calimero.
Na drie dagen varen waar ik weinig va gemerkt heb, zijn we aangekomen op een plek waar palen uit et water steken die de fundering zijn van het platform dat we gaan bouwen. Punt, de kraandrijver hijst vier mannen in een metalen mand in de haak van de kraan, zet hen zachtjes op de steigers om de palen en zwenkt terug om de volgende vier mannen op te halen.
Langzaam wordt het me duidelijk hoe waar te komen. Oog geeft me opdrachten die ik alleen kan uitvoeren. Ik wandel door de ruimen, langs de meest merkwaardige machines. We zijn vanmiddag samen naar de drijvers gegaan. aan de zijkant van het eiland stort koelwater in langgerekt stralen sissend in zee. We hebben er een uur gestaan. Oogs haren waaiden plat tegen zijn hoofd waardoor hij er heel anders uitzag.
Ik vraag ik me af of Oog me ziet zoals ik hem zie. Ik heb sterk de indruk dat hij mij dubbel ziet. Of erger nog dat hij alleen een deel van mij ziet. Ik twijfel de hele dag of ik wel onder de goede hoek sta.
Ik probeer te tekenen maar het ijzer past niet op mijn papier.
17.12 | 05° 25.0 S 11° 39.5 E | 67 NM noordwest van Congo River | Angola
Heel vroeg wakker, nog voor zonsopgang. In het halfduister kleurt de zee mollig rood. Ik ga op de trap van de opzet zitten. De mannen sjouwen met een touw. Het wordt een warme dag. De hemel is al glashelder, zelfs achter de horizon kun je kijken.
De mannen liggen na hun wacht in hun onderbroek in de zon op het heli-deck.
18.12 | 05° 25.0 S 11° 39.5 E | 67 NM noordwest van Congo River | Angola
Ik heb een tekening gevonden op een stuk staal van een vrouw met enorme borsten.
Ik ben bij de lassers aan tafel geschoven en verbaas me over hoe ze knauwen en knabbelen, hoe het vet langs hun lippen loopt, hoe gulzig ze zijn en wat een honger ze hebben.
Reus vraagt of ik nog iets nodig heb uit de store. Ik kan niets bedenken, maar dat maakt hem niet uit. Hij wil me laten zien wat hij te koop heeft. De store bevindt zich op het upper-deck, recht onder de kombuis en is volgestouwd met blikken tabak, sigaretten, sokken, ondergoed, scheermessen, tandenborstel en flessen shampoo. Ik heb een T-shirt gekregen met een print van het eiland erop.
19.12 | 05° 25.0 S 11° 39.5 E | 67 NM noordwest van Congo River | Angola
De voorman vraagt of ik kan lassen. Als ik zin heb, wil hij het me leren. Achter het rek met snoeren staan mannen verscholen. Ik leen de laskap van een van hen, klap het zwarte glas naar beneden, trek de lange handschoenen aan en knijp in het laspistool. Even knarst er iets, dan valt er een klodder vloeibaar metaal net naast mijn voeten. Hij legt het nog een keer uit. Na een halfuur slaag ik erin om rechte lijnen te maken op de rand van het staal. De voorman tekent een kerstboom op een andere plaat. Ik volg de lijnen met de punt van de vlam. Zijn hand houdt mijn hand stevig om de snijbrander.
Oog en ik controleren de noodverlichting. We lopen met een kaart over het eiland en tillen de overjarige brandblussers uit de houders. Schildwachten van ijzer, de suppoosten met rode mantels die in de hoeken van de ruimen staan te wachten op vuur.
Ik ben vanmiddag in een van de kranen geklommen. Van bovenaf zie ik het eiland als door een caleidoscoop. De mannen lopen kriskras langs elkaar. Ze lijken met hun gekleurde overalls en helmen op dwarrelende confetti, op kleine poppetjes die je radiografisch kunt besturen.
20.12 | 05° 25.0 S 11° 39.5 E | 67 NM noordwest van Congo River | Angola
Ik heb een andere hut gekregen, met een raam. ‘B-10 is niets voor jou,’ zegt De Dokter. ‘Veel te gevaarlijk.’ Mijn nieuwe hut ligt aan stuurboord, recht boven het hospitaal en is drie meter lang, twee meter breed en twee meter twintig hoog. Er staat een stapelbed in, een bureau, een kast en een kleine bruine bank. Boven het bureau is een patrijspoort die uitkijkt op de arm van de kraan.
Het eiland kraakt. In de haak van de stuurboordkraan hangt sinds een uur een deel van platform 1. Super, de baas aan dek, staat met ingespannen gezicht aan de reling naar het platform te turen en praat door de portofoon met de kraandrijver. Ze lijken met iets geheims bezig te zijn. ‘Nu,’ zegt Super, ‘parado.’ Het blok van de kraan zakt en de poten van het platform glijden zonder haperen in de buizen van het geraamte.
Ik eet met Sparks, een stugge marconist met een markant voorhoofd. ‘Marconisten zijn uitgestorven,’ zegt Sparks. ‘Ik ben de allerlaatste.’ In de radioroom haalt hij een oude morsesleutel tevoorschijn. Bliksemsnel spelt hij mijn naam met het koperen apparaat. ‘Naar dit ding ben ik vernoemd. Vroeger voerden we zulke snelle gesprekken dat de vonken je om de oren vlogen.’ Hij draagt een crèmekleurig tropenpak. Uit zijn borstzak puilen pennen in de kleur van zijn uniform. Elke morgen eet hij een taartje en dan kijkt hij zo zacht dat ik er vrolijk van word.
21.12 | 05° 25.0 S 11° 39.5 E | 67 NM noordwest van Congo River | Angola
Vorig jaar was het me op gaan vallen. Overal stonden hijskranen. Hun magere geraamtes staken vastberaden boven de stad uit en ze bewogen zich ongelooflijk traag. Ik had gezien dat bouwvakkers ’s middags hun gereedschap in een kist stopten en die ophesen zodat er niemand bij kon.
Misschien moeten de mannen wel meer aan mij wennen dan ik aan hen.
22.12 | 05° 25.0 S 11° 39.5 E | 67 NM noordwest van Congo River | Angola
De mannen drinken limonade uit papieren bloemetjesbekers.
Lippenstift gekregen van De Dokter.
Volgens Oog draagt het merendeel van de lassers een mes bij zich, zelf gemaakt van oude zaagbladen.
23.12 | 05° 25.0 S 11° 39.5 E | 67 NM noordwest van Congo River | Angola
In de werkplaats onder de kraan maak ik van koper een miniatuurkraaneiland voor Een. Het model is niets meer dan een rechthoekige plaat met twee gaten aan de korte zijde die de kranen voorstellen. Hij zet mijn eiland als een pion op de zeekaart en zit er uren mee te schuiven.
Op de gang van het C-deck, naast het gyrokompas, staat een vierkante machine met een klep aan de voorkant. De machine is van een ouderwets model en maakt een onregelmatig geluid. Ik stel me een ingewikkeld mechaniek voor met tandwielen en veren. Voorzichtig trek ik de klep naar voren. Kou ontsnapt en er vallen ijsblokjes op de grond.
Ik sta aan de reling van het eiland en kijk naar de opzet. Vlak onder mijn raam wordt een steiger opgebouwd. Ik zie de Engelsman met wie ik gegeten heb omhoogklimmen. Hij draagt een stapel planken op zijn schouder. Een andere man in een rode overall pakt de planken aan. Ze klimmen behendig verder naar boven. Ik vraag me af wat ze met die steiger van plan zijn.
25.12 | 05° 25.0 S 11° 39.5 E | 67 NM noordwest van Congo River | Angola
‘Merry Christmas,’ zeggen de mannen. De Fransman kust me op mijn wang. Hij is lang, heeft dik donker haar, bruine ogen en een opmerkelijk kleine neus. In zijn leren laarzen wandelt hij nonchalant over dek, fier rechtop, de bovenste knopen van zijn polo los en de veiligheidsbril in zijn hand.
Na het kerstdiner nodigt Super me uit voor een borrel in zijn hut. Oog is er al. Hij zit tussen Een en De Fransman in. De Fitter, Reus, Rook en De Dokter zitten op de andere bank. Ik ga tussen Reus en Rook zitten. Super schenkt een glas whisky in. Ze hebben daarstraks bij het eten ook al steeds mijn glas gevuld. Ik heb niet geteld hoeveel glazen ik leeggedronken heb. De mannen vertellen elkaar verhalen. Ze praten over mannen die ik niet ken en over andere eilanden. Ik luister naar de stemmen en begrijp niet waar ze het over hebben. Ik moet maar gaan slapen. De Dokter brengt me naar mijn hut en wenst me goedenacht. Ik trek mijn pyjama aan en wankel naar de badkamer. Ik heb me uitgesloofd, wilde de mannen onder tafel drinken. Het is niet gelukt. Ik klim de bovenkooi in. Net als ik het licht uit wil doen, zie ik in de hoek van de hut twee witte sokken bewegen. Even later klinkt de stem van De Dokter. Hij zegt dat hij de wacht komt houden en kruipt bij me in bed.
26.12 | 05° 25.0 S 11° 39.5 E | 67 NM noordwest van Congo River | Angola
‘Opstaan, we moeten aan het werk.’ Oog rammelt aan de deur. Mijn hoofd is zwaar. Langzaam probeer ik overeind te komen. Alles draait, ik moet overgeven. Onder de deur vind ik een papiertje van De Dokter. Er staat ‘het spijt me’ op, drijvend in een heleboel met ballpoint getekende traantjes en golven.
Misselijk sjok ik achter Oog aan. Ik probeer me te concentreren, maar mijn handen trillen en de geluiden van het eiland irriteren me. Oog zegt dat ik een appel moet eten. Een appel? Wat een lawaai, wat een ellendig eiland.
Na de wacht trek ik een badpak aan en loop met een handdoek om mijn middel geslagen over dek naar een grijze container waarin via een pomp zeewater circuleert. Ik zwem naar de bodem. Onder water is het eindelijk stil.
27.12 | 05° 25.0 S 11° 39.5 E | 67 NM noordwest van Congo River | Angola
Bij het wisselen van de wacht zwermen de mannen over het dek uit. Een rij lassers sloft druk pratend naar de bakboordkraan waar de taken worden verdeeld. Twee van hen lopen volledig synchroon. Van de zijkant lijkt het of ze vier voeten hebben aan één lichaam. Wanneer ze me voorbij gaan, inhaleer ik diep de geur van zweet, maar stiekem, zodat niemand het merkt.
Oog en ik zetten de gevaarlijke delen van het platform af met geelzwart gestreept tape. Ik ben de schaduw van Oog, we zijn een prima team. Toch kijk ik uit naar het eind van deze week, dan zijn we klaar met die brandblussers. In de pauze vertelt Oog over de groene flits. Hij zegt dat de zon groen oplicht als ze in zee verdwijnt.
28.12 | 05° 25.0 S 11° 39.5 E | 67 NM noordwest van Congo River | Angola
Zondagmiddag. De regen trekt loodrechte wanden vlak langs het eiland. De mannen hebben gele oliejassen aan. Ruit en ik verrichten metingen met een theodoliet. We ontdekken dat het platform aan de zuidkant enkele centimeters scheef staat. Terug op het eiland zet ik de afwijking schetsmatig op papier. De exacte maten schrijf ik ernaast. De Fransman komt het deckoffice binnen, buigt zich over me heen, tekent het formulier, zet zijn naam naast de mijne.
Het is nacht. Het regent nog steeds. Overal staan plassen. Door kortsluiting is de verlichting uitgevallen. Ik heb een zaklantaarn gekregen van Ruit en dwaal rond over het platform. Een grote letter H ligt op de vloer van het top-deck. Ik ga op de H liggen om naar de sterren te kijken, maar er zijn weinig sterren te zien. Ik ben voor de eerste keer alleen. De regen valt als een laken over me heen. Ik denk aan Roy, aan de laatste nacht samen voordat ik naar het eiland vertrok.
Terug op de trappen kom ik De Fransman tegen. Hij klopt op mijn helm en lacht. Hij is mooi. Morgen gaat hij terug naar huis, naar Parijs om Oud en Nieuw te vieren met zijn vrouw.
29.12 | 05° 25.0 S 11° 39.5 E | 67 NM noordwest van Congo River | Angola
Verhuisd naar het C-deck, het dek van de bazen.
Ik lig in het bed van De Fransman. Hij is een uur geleden van boord gegaan. ‘Ma Femme,’ zei hij, ‘je te laisse ma chambre.’ Ik heb gezocht of hij niet iets heeft laten liggen, maar dat is niet zo. Hij is weg. Het is nu mij hut. Ik zie zijn gezicht als ik in de spiegel kijk. Ik haal mijn schouders op. Als ik denk van niet, kijk je toch. Kom je terug? Je weet waar ik ben. Het is altijd grijs als mensen weggaan. Regen.
30.12 | 04° 10.5 S 10° 13.5 E | 195 NM noordwest van Congo River | Angola
Ik slaap in op het gezoem van het gyrokompas en droom dat De Fransman naast me ligt.
Morgen is het Oudjaar. Volgens de mannen wordt het een groot feest. Als ze maar niet te veel naar me kijken. Ik zie daar, hoewel ik er al beter tegenkan, toch erg tegenop.
De steigerbouwers hebben een hek om het heli-deck geklemd, zodat niemand tijdens het feest overboord kan vallen. Ik heb geholpen met het ophangen van gekleurde lampen.
31.12 | 04° 10.5 S 10° 13.5 E | 195 NM noordwest van Congo River | Angola
Om vier uur komt Oog vragen of ik meega. ‘Ik ben nog niet klaar,’ roep ik. Ik kan niet beslissen wat ik aan moet trekken. De zwarte rok, die ik meegenomen heb van huis, zit erg strak, maar ik ga me niet verstoppen. Ik hijs me in de rok, trek mijn zwarte hemd aan, borstel mijn haar en loop naar het heli-deck.
De mannen kijken even op als ik naar Oog loop, die met een biertje in zijn hand om me staat te wachten. We drinken op de laatste uren van het jaar. De mannen zitten uit de zon, op houten banken onder een oranje tentzeil. Vijf olievaten zijn omgebouwd tot barbecue. Ik heb vanmiddag schalen met vlees en vis opgemaakt in de kombuis. Die worden gekoeld in een witte container, uitbundig versierd met bosjes nepbloemen. Het feest wordt geopend door Een en Super. Ze dansen als twee beren en zitten elkaar lachend achterna. Dan moeten Oog en ik. Iedereen juicht. We krijgen een fles wijn van Reus, de chefkok. Ik word nogmaals ten dans gevraagd, door een Spanjaard. Hij schuift een rode plastic bloem achter mijn oor. Hij is half zo groot als ik ben. Ik struikel steeds over zijn voeten.
Even later komt Reus naast me zitten. Hij vertrouwt me niet. Hij zegt dat ik op de vlucht ben. ‘Jij bent geen echte vrouw,’ zegt hij, ‘jij bent een saboteur.’
Halverwege de avond is de helft van de mannen in slaap gevallen. Ik word wat rustiger. Ik ben niet meer zo bang voor straks, voor het zoenen. Waar ze vandaan komen weet ik niet, maar om klokslag twaalf uur staat iedereen weer op het heli-deck. Ik krijg ontelbaar veel kussen, drie mannen schudden alleen mijn hand. We steken vuurpijlen af die uit de reddingboten komen. Ik ben om half één gaan slapen.
01.01 | 00° 32.4 S 08° 46.5 E | Bai du Cap Lopez | Congo
Vroeg en vol goede moed opgestaan. Tussen de resten van het feest loop ik Oog tegen het lijf. Ook hij is goedgeluimd. We praten over gisteren en ontbijten samen.
Een zucht. De sleutel van de kluis is tijdens het feest uit zijn zak gevallen en verbogen. Hij vraagt me of ik de sleutel recht kan buigen. Het moet heel voorzichtig gebeuren, want er is geen reservesleutel. Ik zeg hem dat hij zich geen zorgen moet maken. In de werkplaats van de elektriciens zoek ik een bankschroef en maak ik de sleutel recht.
Nu ik de weg ken en Oog en ik alle brandblusapparaten hebben geteld, heeft Columbus gevraagd of ik hem kan komen helpen in de general store. Vanmorgen is er een bevoorradingsschip gekomen met honderden dozen en kisten. Ik moet de dozen uitpakken en de onderdelen sorteren. Via een trap op wielen klim ik in de schappen en ik rijd met een oude kar door het ruim. De gangen ruiken naar industrie van lang geleden. Vanaf nu werk ik ’s nachts.
Er is een witte uil op de kraan geland.
02.01 | 00° 36.7 S 08° 51.1 E | 55 NM west van Pointe Noire | Kongo
Ik hijs me zwetend langs de schappen. Blauwe mannen hangen tegen de muren en fluisteren als ik voorbijkom. Ik sla het stof van mijn mouw en was mijn vuile gezicht.
De uil is weg.
03.01 | 00° 36.7 S 08° 51.1 E | 55 NM west van Pointe Noire | Congo
Samen met Ruit ben ik in een zwartrubberen motorbootje de zee op geweest om de onderkant van het eiland te inspecteren. We hebben reusachtige zeepokken op de drijvers gevonden. De stroom tussen de drijvers was zo sterk dat we steeds afdreven en we met moeite de trap naar het eiland bereikten waar we konden aanleggen..
04.01 | 00° 36.7 S 08° 51.1 E | 55 NM west van Pointe Noire | Congo
Op het maindeck, wara de werkplaatsen, de machinekamers en de general store aan elkaar grenzen is het 50º C. De meeste mannen wisselen halverwege de wacht van overall omdat ze totaal zijn doorwerkt.
Zondag. Er liggen drie schepen langszij. Het schroot van het platform wordt aan dek geladen. Overmorgen komt nieuwe bemanning aan boord. Dan begint alles opnieuw. Veel mannen zullen blijven, maar Oog gaat helaas naar huis.
05.01 | 00° 36.7 S 08° 51.1 E | 9 NM noordwest van Port Gentil | Angola
Een van de sleepboten is vanmorgen uitgevaren met een boortoren. Statig voer zij weg, een lang recht spoor achterlatend als een litteken in het water.
Nog steeds de groene flits niet gezien.
Vis gegeten met spinazie. Eindelijk ander eten na de gekookte wortelen van afgelopen week.
Oog is vertrokken.
06.01 | 00° 36.7 S 08° 51.1 E | 9 NM noordwest van Port Gentil | Angola
Ruit is jarig.
Ik ben in het hospitaal en ik help De Dokter met het opbergen van de paspoorten. Zojuist ben ik ingeschakeld als tolk. Er zijn Gabonese autoriteiten aan boord om de veiligheid te inspecteren. Een grote zwarte dokter controleert de medicijnkast. Ik vertaal de bijsluiters in het Frans. Hij telt twee bedden en wil de exacte hoeveelheid morfine weten die we bij ons hebben.
Vanmorgen heb ik mijn ondergoed op de hand gewassen en het in de kast te drogen gehangen. De was van de mannen wordt benden op het tween-deck gedaan. Twee keer per dag komen stewards de vuile was ophalen bij de hutten. In de eerste week zijn twee van mijn onderbroeken gestolen. Ik had ze nog niet eens gedragen.
Al een paar dagen wordt er druk gespeculeerd over de crewchange. Tegelijk met mijn komst hebben stewardessen van Air Holland op het B-deck geslapen. Ze bleven overnachten om de volgende dag een deel van de bemanning naar huis te vliegen. Omdat niemand daarop gerekend had, moesten ze zich behelpen met de gezamenlijke douche en een tweepersoonshut. Reus voelt zich er nog steeds schuldig over. Om het goed te maken zullen de stewardessen vanavond groots ontvangen worden. Ik mag ook komen.
De stewardessen worden aan boord getild. Ze dragen knielange rokken, gesteven bloesjes, opgestoken haren en rode sjaals. Ze doen me denken aan mijn gereformeerde buurmeisje.
‘Eerst gaan we ze een beetje opwarmen,’ zegt Reus. Ik spoed me naar de hut van Een. De mannen hebben hun beste pakken aangetrokken en gedragen zich uiterst galant. Op de punt van de bank zitten de stewardessen, de benen over elkaar als knopen. Vier stewardessen nippen aan een glas champagne en slurpen behendig oesters naar binnen.
‘Sorry,’ zegt Columbus die naast me aan tafel zit. ‘Als je het niet erg vindt, ga ik even bij die dames zitten. Die met die lange donkere haren, die ziet er lief uit, vind je niet?’ Vastberaden loopt Columbus op haar af en vraagt haar iets; ze schudt haar hoofd. Binnen nog geen vijf minuten houdt hij het voor gezien en ploft weer naast me neer. ‘Stomme stewardessen,’ zegt Columbus. Hij wil er verder niets over kwijt.
Alle complimenten zijn voor Reus. Zijn feestmaal smaakt voortreffelijk.
07.01 | 00° 36.7 S 08° 51.1 E | 9 NM noordwest van Port Gentil | Angola
De stewardessen worden massaal uitgezwaaid. Ze hangen in een mand aan de kraan en wuiven alle mannen vaarwel.
Vliegende vissen gevangen met Dubbel.
08.01 | 00° 32.9 S 06° 08.9 1 E | 42 NM zuidwest van Ilha de Sâo | Tomé
De ankers zijn gelicht. We varen. Over ongeveer een maand zullen we in Trinidad aankomen.
Aan dek wordt hard gewerkt. Lassers trekken sterren in roest en blazen blauwe rook over het staal.
09.01 | 00° 33.0 S 02° 47.5 E | 279 NM west van Ilha de Sâo | Tomé
Na het eten loop ik met Snaar door de arm van de stuurboordkraan die is neergehaald om de haak te verwisselen. Terwijl wij omhoogklimmen, stroomt de regen langs de buizen naar beneden. Snaar zuigt aan zijn sigaret en ik kijk naar Super de beneden aan dek ruziemaakt met Reus.
11.01 | 00º 33.1 S 00º 17.5 E | 566 NM zuid van Accra | Ghana
Wakker geworden van een enorme knal. Geschrokken kleed ik me aan, loop de gang door en open de deur naar buiten. De mannen zijn gewoon aan het werk. Ze zeggen dat ze niets hebben gehoord. Ik ga op een kist zitten en kijk hoe de avond valt. Het wegtrekken van de dag eindigt in een verstikkend zwart. Dit donker om het eiland maakt me bang. Ik durf niet meer aan de reling te staan, zo benauwd ben ik om in het zwart te vallen.
Vannacht heb ik een kwartier lang aan het roer gestaan. Het bereik van de radar is groot en leeg. Er is helemaal niets in de omtrek. Het voelt goed om zo alleen te zijn. Ik ben er en tegelijkertijd ook niet.
Ik ben nog steeds niet gewend aan de nachtdienst. ‘Inslingeren’ noemen de mannen dat. Alsof ze machines zijn. Het lijkt zo zinloos om op klaarlichte dag te gaan slapen. Ik lig onder een laken dat al honderden mannen heeft toegedekt. Ik draai me nog eens om. Naast me ligt een boek dat ik niet lees. Boeken zien er goed uit in bed. Vannacht slaap ik met Handke.
Naar huis gebeld, geen gehoor gekregen.
Het lijkt of we niet meer vooruit komen.
13.01 | 00° 33.0 S 04° 56.8 W | 345 NM zuid van Abidjan | Ivoorkust
Kwart voor twaalf; ik kijk door het raam in de deur van de machinekamer. Iedereen is er al. De machinisten en de elektriciens zitten rond een grote tafel en dragen de wacht over. Ik trek mijn pak recht en glip naar binnen. ‘Goeiemorgen,’ zeg ik. ‘Helemaal niet,’ zegt Repelsteel, de hoofdmachinist. ‘Alles gaat mis, voor een mascotte breng je bitter weinig geluk, je leidt de mannen af. Ze hadden je nooit op het eiland moeten laten.’
14.01| 00° 33.8 S 06° 51.6 W | 370 NM zuidwest van Abidjan | Ivoorkust
Al een paar dagen lees ik de krant die Sparks dagelijks maakt na het uitluisteren van de Wereldomroep. Het nieuws zegt me helemaal niets. Ik controleer verveeld de datum. Het lijkt alsof er steeds hetzelfde gebeurt.
Ze hebben gelijk. Wat heb ik hier eigenlijk te zoeken?
Als het de machinisten vandaag niet lukt de boiler te repareren, hebben we niet genoeg drinkwater voor de oversteek naar Amerika en moet iedereen op rantsoen.
15.01 | 00° 33.3 S 09° 34.6 W | 480 NM west van Abidjan | Ivoorkust
Ik probeer de stekker van een oude marifoon te repareren en soldeer de draden van het snoer vast. Ik ben al drie keer opnieuw begonnen. Het snoer wordt almaar korter. Ik ben vandaag absoluut niet in vorm. Doorbijten, het lukt me wel. Ik moet niet laten merken dat het slecht gaat.
Ik wil in een toren wonen. Ik ga een valkuil graven voor Rook.
De voetstappen van Rook klossen door de gang. Even later valt een donkere schaduw over de werkbank. Ik probeer de stekker te verbergen. ‘Hoe gaat het?’ vraagt Rook. ‘Goed,’ zeg ik en knik. ‘Ik ben haast klaar.’ ‘Dat heb je snel gedaan,’ mompelt Rook, maar hij kijkt niet. ‘We gaan eerst pannenkoeken eten, daarna zullen we zien of alles weer werkt.’
Wonder boven wonder, de marifoon doet het.
16.01 | 00° 33.3 S 12° 11.0 W | 240 NM zuidwest van Monrovia | Liberia
‘Je wilt het echt?’ vraagt Snaar voor de derde keer. Ik knik. ‘Ik wil het echt.’ We lopen langs de generatoren naar de stoomketels. Snaar tilt een rooster uit het grit omhoog. Hij gaat op zijn hurken zitten en opent de deur van de stoomketel. ‘Je moet ondersteboven naar binnen anders kom je klem te zitten,’ waarschuwt hij. Ik steek mijn hoofd door de deur. Het is toch enger dan ik dacht. Snaar moedigt me aan. ‘Achter de deur wordt het ruimer,’ hoor ik hem zeggen. Ik zet mijn voeten tegen de ronde wand en schuif langzaam de stoomketel binnen. Inderdaad, achter de deur is het ruimer. Ik draai me om en kruip door naar achteren. ‘Kom je ook,’ roep ik naar Snaar. Ik zie zijn hoofd voor de opening verschijnen. Binnen een paar tellen zit hij naast me alsof hij elke dag de ketel inkruipt.
Ik zit in de zon en kijk naar mijn benen. Vreemde lijnen, verlegen lijnen, benen van een langzame vrouw.
Misschien ben ik niet geschikt voor een eenzaam leven. Misschien moet ik me er juist tegenkeren. Misschien ach, misschien bestaat helemaal niet.
17.01 | 00° 33.1 S 15° 32.7 W | 515 NM zuidwest van Monrovia | Liberia
Waarom laat Roy niets van zich horen?
Ik luister Mahler, de vijfde symfonie. Een paviljoen wachtende soldaten, aanstormende paarden, vlaggen, lava, onweer, bomen. Ik raap de brokstukken bij elkaar en wis het zweet van mijn gezicht. Hier ben ik dan. Vanaf nu wil ik waterdicht worden.
Ik moet de plaat met contacten in de container van de stoomhamer schoonmaken. Rook geeft me twee spuitbussen en een oude lap. Hij legt uit wat ik moet doen. De container staat aan dek. In de zijkant zitten twee deuren. Ik ontgrendel de bovenste deur en zie een wirwar van roestige draden en stekkers. Eén voor één haal ik de draden los en wrijf ze met de geïmpregneerde lap totdat ze weer rood, groen, geel of blauw zijn. De stekkers echter blijven even roestig, hoe hard ik ook poets, er gebeurt niets. Ik spuit voorzichtig wat vet op de stekkers om verder roesten tegen te gaan. Volgens mij moeten de stekkers gewoon vervangen worden. Ik controleer of alles goed is aangesloten, sluit de deur en loop naar de overkant om te zien waar de fitter mee bezig is.
Er zijn geen vogels meer.
18.01 | 00° 32.8 S 18° 08.3 W | 600 NM zuidwest van Monrovia | Liberia
Ik moet voortdurend aan die container denken. Ik weet bijna zeker dat ik iets fout gedaan heb. Misschien heb ik ongemerkt een stekker verwisseld. Ik begrijp niet dat ik zulke gevaarlijke dingen moet doen.
Samen met de machinisten peil ik de brandstof. We rennen de trap af en komen op een plateau met een deksel. Zomer en ik tillen het deksel van de tank en Snaar laat een rollint naar beneden zakken.
Zaterdag. Ze drinken sneller dan ik en praten door elkaar heen. De Fitter zet een cassettebandje op. Het zijn de liedjes die ik vorige week ook heb gehoord. Iedereen zingt mee. Ruit begint te dansen, van zijn ene been naar zijn andere, zijn armen in de lucht. Ik sta op om een glas whisky in te schenken. Rook en Punt eten kippenpootjes. Naast hen is Columbus snurkend in slaap gevallen. De Fitter pakt mijn hand. ‘Morgen brengen we je ontbijt op bed,’ zegt Snaar. De mannen zeggen ‘Proost’ en heffen hun bier.
19.01 | 00° 33.2 S 20° 36.3 W | 720 NM zuidwest van Monrovia | Liberia
Ontbijt op bed met Snaar. We testen de sporen die drank in ons achterlaat. Het lukt ons niet onze tenen een voor een te buigen.
Een van de machinisten lijkt veel op Roy. Ik luister niet naar wat Dubbel vertelt. Tevreden kijk ik naar het mij bekende gezicht; zijn rossige haar, de rechte neus, die mond met de platte lippen. Hij beweegt zich zelfs net zo sluipend, iets voorovergebogen, heel stil. Ik weet hoe hij voelt of zou het toch anders zijn?
In de kelder waar ik werk is het warm. Er lopen mannen rond met vermoeide gezichten. Ik leun tegen een muur en als ik wegga blijft er een zwarte afdruk achter van de roet van de machine die ik uitgeraagd heb.
Hoe logisch is het om in een stapelbed te slapen. Ik stel me het onderste matras voor als bed voor mijn overbodige lichaam. In de bovenkooi leg ik mijn hoofd voorzichtig neer, zodat het bij het ontwaken eerst rustig mijn lichaam kan bestuderen. Ik probeer een juiste koppeling te vinden, maar het blijft een gok. Vaak denk ik dat de nacht iets heeft veranderd: delen van mij heeft meegenomen of verwisseld. Ik ben ’s morgens altijd bang dat ik niet meer ben wie ik gisteren was.
De Fitter heeft me gevraagd bij hem langs te komen. We hebben bier gedronken en gepraat.
Het is makkelijker niet van iemand te houden.
Windstil
20.01 | 00° 33.4 S 22° 54.2 W | 933 NM zuid van Mindelo | Kaap Verdische Eilanden
Volgens de Fitter gaan er geruchten rond, dat we met elkaar slapen. Ik durf er niet aan te denken. Ik mag volgens mijn contract niets met de mannen beginnen. Als ze me betrappen, moet ik naar huis.
Ik rek me uit en hang achterover in een stoel. Ik ga een zelfportret maken, gris papieren van de wand en begin driftig te ordenen. Ik duw de letters diep in het papier en werp de woorden over mijn rechterschouder. Ze stuiteren de kamer rond, ketsen tegen de muur, klitten in mijn haar en kruipen onder de deur door naar buiten. Toch geloof ik in mijn mislukking, in de herfst van mijn verbeelding. Ik wil slijtage zien, flinterdunne soldaten die omvallen door de wind. Overmoed en wantrouwen, daarvan ben ik goed voorzien.
Ik schep het zwart van de nacht. Ik raas genadeloos voorbij. Het wordt al licht. Iemand moet me tegenhouden.
21.01 | 00° 32.9 S 25° 08.2 W | 780 NM noordoost van Fortaleza | Brazilië
Kast loopt vlak langs me heen. Hij heeft zijn strakste T-shirt aangetrokken in de kleur van zijn helm. Hij ziet me niet en zet zijn armen tegen de opzet. Hij kijkt naar zijn armen, spant ze aan en bromt.
Via de dubbele geluiddempende deur kom ik de controlekamer binnen die bestaat uit pistachegroene schakelkasten en bedieningspanelen. Er branden rode, groene en oranje lampen, tientallen ramen met wijzers en meters. In het midden staat een grote tafel waaraan de machinisten op draaistoelen over een tekening gebogen zitten. Een oorverdoved alarm gaat af. Dubbel schakelt het alarm uit. Er is iets mis met de watermakers. Het zoutgehalte van het drinkwater is veel te hoog. Nogmaals gaat het alarm af. Zomer en Repelsteel kijken elkaar aan, staan op en lopen weg. Kort klinkt het geluid van de dieselgeneratoren tot de deur weer dichtslaat.
Reparatie van een membraanpomp.
22.01 | 00° 32.9 S 28° 13.8 W | 504 NM zuidoost van Fortaleza | Brazilië
De bankwerkers zitten in een hoek van het ruim. Ze wachten op werk en roken zware tabak. De Fitter en ik lopen samen over het main-deck. De mannen wijzen naar ons. We zijn onderweg naar de werkplaats. De Fitter sleutelt aan de brandblusinstallatie en ik ben de kapotte pomp aan het nakijken. Hij zaagt een dunne glazen buis door. Zweet druppelt over zijn gezicht, kleeft aan zijn wimpers, valt op de werkbank en in de machine. Hij komt vragen hoe het gaat, reikt me een tang aan, zodat ik meer kracht kan zetten op een schroef en wijst op een gebroken ring. Een schor geluid kruipt uit de keel van de Fitter. Als hij praat, raakt zijn adem mijn huid.
23.01 | 00° 32.8 S 30° 43.9 W | 384 NM noordoost van Fortaleza | Brazilië
Mijn jas hangt naast die van de andere machinisten. Als een drie-eenheid staan we om de schroefas heen gebogen. Ik trek mijn bedenkelijk gezicht. Ik lieg de integratie: ik weet dat het wringt. Van saamhorigheid heb ik nooit gehoord.
Op het moment kan ik me geen beter bestaan voorstellen dan wachter te zijn van een groot bos of een machinerie te bewaken die vele malen groter is dan ikzelf ben. Een die log en oud is en geheel verzorgd moet worden. Ik voel een grote behoefte de verantwoording te dragen voor iets dat niets met mensen te maken heeft.
Vannacht samen met de Fitter gezwommen.
24.01 | 00° 29.4 S 33° 31.1 W | 368 NM oostnoordoost van Fortaleza| Brazilië
Al een week lang volle maan. We komen dicht in de buurt van de evenaar.
De mannen vragen of ik een tekening wil maken voor Neptunus. Dat wil ik wel, maar wat zal ik tekenen? Naakte vrouwen natuurlijk. De kok zet een zak houtskool naast me neer en snijdt een stuk canvas af. Na een uur komen ze kijken. ‘Die met dat lange haar achteraan moet grotere borsten hebben,’ vindt Columbus. ‘Nee, juist niet, ze is nog jong, dat is mooi,’ zegt De Fitter. ‘Ze lijkt op jou,’ fluistert De Dokter. Punt staart naar de tekening en zegt niets.
Ik mag van Gluur niet meer naar buiten. Het vindt het levensgevaarlijk en is bang dat ik onder een container kom.
Voor het eerst een schip aan de horizon gezien.
25.01 | 00° 29.1 S 35° 03.5 W | 227 NM noordoost van Fortaleza | Brazilië
Schoonheid is streng en veeleisend. Je moet op haar wachten, haar stevig omhelzen om haar te dwingen zich te geven. Ik had er niet lang over nagedacht. De kans om af te reizen naar het kraaneiland had ik met beide handen aangegrepen. Roy en ik hielden van elkaar. Het feit dat ik weg zou gaan, sterkte zelfs onze liefde. We zouden elkaar op een hele rustige manier missen. Wat kon er misgaan? Roy zou zich eindelijk kunnen concentreren op de serie wolken die hij van plan was te schilderen. Ik verheugde me op die doeken en hij verheugde zich op mijn verhalen.
26.01 | 00° 28.9 S 38° 01.3 W | 183 NM noord van Fortaleza | Brazilië
Je moet je altijd blijven afvragen waar je voor staat, wat je doel is en of je wel eerlijk bent daarin.
De zee is rond. Waar ik ook kijk, ik ben altijd in het midden.
Vreemd om te bedenken, dat deze wolken straks misschien over Roys huis waaien.
27.01 | 00° 00.0 S 40° 19.8 W | 247 NM noordnoordwest van Fortaleza | Brazilië
Weken zijn we langs de evenaar gevaren. Steeds dacht ik dat ik iets in het water zag. Vanmiddag was er bij het oversteken van de evenaar echter niets te zien. Geen snoer met boeien, geen gehesen vlaggen, geen kaartenkiosk. Ik had me er veel meer van voorgesteld. Ik denk dat ik de evenaar maar moet gaan exploiteren.
Neptunus kan nu elk moment aan boord komen. Zeemannen die voor de eerste keer de evenaar kruisen, worden traditioneel gedoopt om tegen de gevaren van de zee opgewassen te zijn. De machinisten proberen me bang te maken. ‘Je haar gaat eraf,’ zeggen ze. ‘We zullen je uitkleden, je insmeren met pek en kielhalen.’ De fitter, die net als ik nog niet gedoopt is, schudt zijn hoofd en knipoogt. Wat ze ook van plan zijn, ik zal geen spier vertrekken.
28.01 | 00° 45.9 N 42° 12.9 W | 310 NM noordoost van Santana | Brazilië
Vandaag is niemand aan het werk gegaan. Neptunus zal op het eiland komen. Er is een schavot gebouwd en er ligt een paal over het zwembad. Ik heb een brief gekregen waarin staat dat ik me na het eten moet melden bij Gluur. Zenuwachtig loop ik tussen de negentien anderen naar boven. Iedereen heeft zo weinig mogelijk kleren aan voor de doop. Harige benen. Eik heeft uit voorzorg zijn haar er zelf afgeschoren. Ik bijt op mijn nagels. Een van de mannen leest een gedicht voor. Hij staat op een tafel en gebaart wild met zijn armen. Dan gaat de scheepshoorn. Neptunus arriveert. Iedereen is buiten. Uit het kraanhuis komen twee piraten. Daarachter Neptunus en Neptunia, zij dragen beiden een zwabber en een kroon op het hoofd en hebben een makreel om de hals hangen. De knokige benen van Punt steken onder een roze jurkje uit. Neptunus leunt op zijn drietand en begint te spreken. Gluur en Neptunia zoenen.
We worden in een rij gezet en Neptunus en Neptunia gaan langs met zeebanket; ongaar deeg gevuld met zout, plankton, mosselen en wier. Ik kauw eindeloos, maar het lukt me niet het vieze spul door te slikken wat waarschijnlijk ook de bedoeling is. Neptunus reikt me een glas aan. Ik drink om het deeg weg te spoelen en proef pas als ik het doorslik dat het azijn is.
Stuk voor stuk beklimmen de mannen het schavot. Ze krijgen havermout over zich heen van Kast, een van de piraten. Dan worden ze op de paal over het zwembad gezet, bekogeld met handenvol pap waardoor de meesten in het water vallen. Mijn naam wordt als laatste afgeroepen. Neptunus haalt een enorme schaar tevoorschijn en knipt in de lucht. Samen met Gluur bestijg ik de paal. Kast plet een paar eieren op mijn hoofd. Ik glibber naar de overkant terwijl de anderen havermout naar me gooien. Gluur valt al snel van de paal, maar ik ga door en haal op de valreep de overkant.
Het duurt haast een uur voor ik schoon ben, de drab zit diep in mijn haar. Ik heb het overleefd. Ik trek de zwarte rok aan en ga op zoek naar de Fitter.
We drinken tot diep in de nacht en moeten mijlenver te horen zijn.
29.01 | 01° 42.4 N 43° 59.3 W | 180 NM noord van Reclife Manöel Louis | Brazilië
Gisteren ben ik tot Capella omgedoopt, maar niemand noemt me zo.
30.01 | 03° 04.6 N 46° 13.9 W | 300 NM noordnoordoost van Belem | Brazilië
De haren van de mannen worden lang. We zijn bijna een maand onderweg.
31.01 | 04° 25.5 N 48° 54.1 W | 210 NM oostzuidoost van Cayenne | Frans Guyana
Vannacht met Zomer en Snaar op zoek geweest naar een lekkende klep van de airconditioning. Sinds maandag is de temperatuur op het C-deck aan het stijgen. De mannen klagen dat ze niet kunnen slapen, dat het ondraaglijk warm is en bedompt. We lopen alle kleppen na, maar we vinden niets. Tot we op het tween-deck, achter een wand van gaas waar reservematrassen liggen opgestapeld, nog een klep zien. Opgelucht halen de machinisten adem. Het kan niet anders, dit is de boosdoener. Het deur van de berging
is echter op slot. Alleen Reus heeft de sleutel en die slaapt. We besluiten een gat te knippen. Met een enorme tang maken we een opening in het gaas, net groot genoeg om door naar binnen te kruipen. Zomer staat op de schouders van Snaar en voelt aan de klep. Inderdaad, de klep staat open, maar de machinisten lijken niet meer zo zeker. We moeten afwachten. Misschien wordt het in de loop van de dag koeler.
Slimme schepelingen, muzikanten van het ruim.
Dolfijnen gezien met de Fitter.
01.02 | 05° 32.1 N 51° 06.4 W | 84 NM oostnoordoost van Cayenne | Frans Guyana
Ik vouw de zeekaart uit. Mijn topografische kennis blijkt niet in orde te zijn. Ik heb altijd gedacht dat Costa Rica in Spanje lag. Elk uur zet ik een kruis op de kaart, met een passer trek ik lijnen naar het land. Ik kan me nauwelijks voorstellen, dat er in die gekleurde vlakken mensen wonen. De zee maakt alles onvoorstelbaar plat. Gisteren zijn we zonder voortstuwing met de stroom meegedreven. Ik ben aan boord gegaan van de sleepboot die ons van brandstof voorziet. Belgische zeemannen. Dat schip bewoog tenminste. Ik werd tegen de reling aangesmeten en struikelde over een openstaand luik. De stuurman vroeg, of ik heimwee had. Naar huis? Wat betekent dat, naar huis?
Ik verbaas me voor de zoveelste keer over mijn eigen beeld. Ben ik dat die daar beweegt? Ik zou nu onderhand toch in staat moeten zijn om behendig te manoeuvreren. Als ik opsta, moet ik, voordat ik lopen kan, eerst bedenken welk been ik ga verzetten. Meestal wacht ik daarmee net niet lang genoeg, zodat ik alsnog gevaarlijk achterover hel. Wanneer ik beweeg, is het alsof ikzelf al lang ben opgestaan, maar mijn lichaam nog volgen moet.
Eindelijk loop ik wacht met de stuurlieden. Voordat ik naar het kraaneiland ging, was ik brugwachter over de Ringvaart, bij Schiphol. In de winter verstreken er uren zonder dat ik de brug moest bedienen. Dan dronk ik koffie in het bakstenen wachtershuis en keek ik naar het verkeer dat langsraasde. Hier is het anders. Ik moet de verantwoordelijkheid die ik me onmiddellijk eigen maak, overdragen aan een man die ik niet ken. Wij zijn vanavond elkaars indringer.
02.02 | 06° 04.2 N 52° 17.5 W | 60 NM zuid van Kourou | Frans Guyana
‘Heb je alles?’ vraagt Stuur. Ik sta met de sextant in mijn hand naast de scheepsklok en probeer de richting te onthouden van de ster die ik moet gaan schieten. Bovenop het dak zie ik niets in de grote spiegel, zelfs de maan niet.
Ik zoek een gewoonte om de dagen te temmen. Zonder schrijven vergeet ik wie ik ben. Schrijven is het sorteren van de wanorde in mijn denken. Ik twijfel aan de toestand van mijn geest en lees in een rood schetsboek de regels van mijn vertrek. De afgelopen weken heb ik veel geschreven. Ik zou vooruitgang moeten hebben geboekt. Nu ik mijn aantekeningen teruglees, vraag ik me af waar die vooruitgang zich verbergt. Zou ik, onbevreesd als ik was, gewoon voorbij zijn gegaan aan het feit dat ik misschien helemaal niet veranderen zou?
03.02 | 08° 23.9 N 56° 50.9 W | 125 NM noordoost van Georgetown | Brits Guyana
Vanmorgen is er een kist Portwijn ontdekt. Het goede nieuws gaat als een lopend vuurtje rond, want alle andere drank is op. De machinisten wrijven in hun handen. ‘Echt iets voor ons,’ zeggen ze. ‘Een laatste borrel samen, want morgen gaan we naar huis.’
Gluur stemt toe. Ik ruim mijn hut op, ik haal glazen uit de kombuis en zet stoelen neer zodat de machinisten kunnen zitten. Als iedereen er is, komt Gluur met vier flessen Port. Na een uur is er niets meer van over. De mannen sturen me om meer, maar Gluur zegt dat we genoeg gehad hebben. De machinisten verdwijnen. Alleen Punt, de kraandrijver, blijft. Zijn hoofd hangt achterover en hij zingt zacht terwijl zijn handen de maat dirigeren. Hij ziet er opeens oud uit. ‘Eigenlijk,’ zegt hij, ‘had ik componist moeten worden.’
04.02 | 09° 06.9 N 58° 22.3 W | 140 NM noordoost van Punta Burima | Venezuela
Het is niet dat ik een belangrijke functie bekleed, maar de mannen staan me toe dat ik de afdelingen verken en losloop in het ruim. Ze drukken mij apparatuur in handen waar ik de werking niet van ken. Ik draag een universeelmeter en er steken rode schroevendraaiers uit mijn zak.
Regelmaat maakt alles een stuk eenvoudiger. Ik houd van de gewoonte, van de benepenheid ervan. Wanneer je alles grijs maakt, wordt de kleinste afwijking een ware belevenis en dan ben je vrij.
Ik werk nu ook voor Sparks. Vanaf vandaag spreek ik elke dag een nieuwsbericht in. Ik tracht mijn stem zo eentonig mogelijk te houden, een glasheldere elektonikastem in gebroken Engels.
05.02 | 09° 25.8 N 59° 07.9 W | 100 NM noordoost van Punta Burima | Venezuela
Vanmiddag ben ik terugverhuisd naar het B-deck. De machinisten zijn vertrokken,
Ik droom over een ponton, versierd met slingers, dat aan alle kanten omsingeld is door schepen. Er lopen mannen over dek, gevangenen die net worden gelucht. Na een tijd verdwijnen ze door een gat in de grond. Een vrouw in mantelpak komt aangelopen. Ze steekt haar hand op. Ik zwaai terug. ‘Help,’ roept ze luid en ze springt op en neer. Op haar borst zit een naamkaartje waar in grote gouden letters ‘DIRECTRICE’ op geborduurd is. Als ze voor me staat, zie ik dat ik het zelf ben.
06.02 | 10° 05.3 N 60° 43.8 W | 20 NM oost van Port of Spain | Trinidad
We liggen voor de kust van Trinidad. Er heerst een enorme chaos aan boord. Iedereen rent door elkaar. Tassen slingeren door de gangen en helikopters vliegen af en aan. Ik help met het verdelen van de hutten, controleer de namen van de mannen op een lijst. De Fitter gaat naar huis, hij staat onderaan de trap. De zon schijnt in zijn ogen. Hij heeft een trui aam die ik hem nooit heb zien dragen. Ik loop op hem toe. Hij slaat zijn armen om me heen en tilt me even op.
Sparks gaat ook naar huis. Zomer blijft en Oog is terug, wit van de winter in Nederland, met een brede lach op zijn gezicht. Kaart zegt dat ik moet uitkijken naar Stuur en hem moet vragen of ik wacht kan blijven lopen op de brug.
Verse groenten aan boord gekomen. Drie rode paprika’s gegeten.
07.02 | 10º 06.0 N 60º 17.8 W | 40 NM oost van Port of Spain | Trinidad
Nog steeds niets van Roy gehoord.
08.02 | 10º 06.0 N 60º 17.8 W | 40 NM oost van Port of Spain | Trinidad
We varen de winter tegemoet. De maan staat als een perforatie in de lucht en spionnen van wolken draaien om het eiland.
Zomer, de oudste machinist klopt aan de deur van mijn hut. Zijn vrolijke gezicht gaat schuil achter een reusachtige plant. ‘Voor je nieuwe hut,’ zegt de machinist. ‘Hij is niet echt, maar wel groen. Waar wil je hem hebben? Hier bij het raam of daar in de hoek? Hij hoeft niet veel water.’ Zomer zet de plant op de grond. Ik kan geen woord uitbrengen.
10.02 | 10º 06.0 N 60º 17.8 W | 40 NM oost van Port of Spain | Trinidad
De zee spoelt het verleden aan mijn voeten. Ik denk veel aan vroeger.
Ik heb een andere deken gekregen, een donkerbruine met oranje stippen.
11.02 | 10° 06.0 N 60° 17.8 W | 40 NM oost van Port of Spain | Trinidad
Is de beschaving hier in mij opgehouden? Ik wist het toch. Ik wil enkel als kluizenaar bestaan, ik wil voorgoed in eenzaamheid leven. Alleen dan ben ik in staat om hard te werken. Ik ben een verstekeling van deze tijd. Ik wil niet verbitterd lijken. Er moet een stuk land, een berg zijn, een bos of een zee waarvoor ik mag zorgen.
Ik betwijfel of ik ooit iets zal kunnen maken dat mooier is dan de werkelijkheid.
Luid zing ik tot ik de angst niet meer hoor.
12.02 | 10° 56.8 N 60° 38.5 W | 15 NM zuidoost van Scarborough | Tobago
Over de radio klinkt regionaal nieuws in een onverstaanbare taal. We worden aan alle kanten ingehaald door tonijnvissers.
In een van de vakbladen uit het leesrek heb ik een afbeelding gevonden van de onthulling van een nieuwe generator in een fabriek. Rond de generator staan mannen in pak, alsof de machine een belangrijke gast is.
Een paar uur geschreven vandaag. Het gaat niet. Bewijs dan dat je het kan. Je kunt er niets van. Wat ik maak, is slecht, plat en onbeduidend. Ik vraag me toch af of ik aanleg heb, als het zo moeilijk moet ontstaan, zo verkrampt en hopeloos.
Ik heb geen zin om na te denken en mijn beweegredenen goed te formuleren. Misschien moet ik maar van boord; ik zou het eiland van een afstand willen zien.
13.02 | 11° 40.8 N 62° 31.5 W | 45 NM zuidwest van Woburn | Grenada
Ik ben opgebleven om de sleepboot in te halen. Lang voordat de sleep aanlegde, kon ik de boordlichten haarscherp zien schijnen. De post is weer vertraagd. Ik heb een brief gekregen van oma. Ze schrijft dat ze de kerstboom aan het optuigen is. Ze heeft me tuinkers gestuurd die ik zorgvuldig heb gezaaid in een melkpak. Ieder uur kijk ik of de akker al ontkiemt.
14.02 | 12° 41.2 N 65° 01.1 W | 120 NM noordwest van Porlamar | Isla Margarita
Het lawaai van het eiland heeft me doof gemaakt. Ik kan met mijn linkeroor niets meer horen. na het eten moet ik bij de dokter komen. ‘Het zit goed vast,’ zegt De Dokter terwijl hij een paar keer in mijn oor spuit. Ik houd een metalen bak vast om het vuil op te vangen. Het warme water druppelt troebel naar buiten, maar ik hoor nog steeds niets.
Hij propt een in olijfolie gedrenkte wattenpluk in mijn oor. Morgen gaat hij het nog een keer proberen. Het is eng als je niet goed hoort. Ik word er onzeker van.
15.02 | 13° 33.1 N 67° 35.0 W | 100 NM noordwest van Rincón | Bonaire
Ik kan weer horen.
Verse melk gedronken. Op de pakken staan twee koeien onder een palmboom te grazen.
Ik zit naast Stuur op een hoge stoel. We kijken recht voor ons uit het donker in. ‘Daar ligt het Ware Noorden,’ wijst hij, ‘en dit zijn loxodromen.’ Stuur goochelt waanzinnige landschappen in mijn hoofd. Hij heeft me vannacht moeten porren, want ik was niet op wacht gekomen. De bruine wekker met de in het donker oplichtende cijfers die Roy me meegegeven heeft om me elke dag wakker te maken, is om negen uur stil blijven staan. Zou er iets gebeurd zijn? Ligt hij nu met een andere vrouw in bed?
16.02 | 14° 39.7 N 70° 07.3 W | 125 NM noord van Paardenbaai | Aruba
Sparks overhandigt me met een trots gezicht een onleesbare fax. ‘Drie keer raden van wie deze is,’ zegt hij. Ik kijk naar het handschrift, maar het komt me niet bekend voor. Boven de fax staat de naam van een café. Ik begin te lachen. De fitter moet dit bericht met zijn zatte kop hebben verzonden. Jammer dat ik het niet kan lezen, want als je dronken bent, vertel je de waarheid.
In het maanlicht van de trage nacht lijkt alles veelbelovend. Stuur neemt het hoog op en doet zijn uiterste best me om te scholen. Ik moet berekeningen maken van de stand van de sterren en leer het voorspellen van het weer aan de hand van de wolken. Ik houd me vast aan de parallellineaal en stop de kompasroos in mijn hoofd. Er komen kreuken in mijn gezicht van het rekenen. Nadenken doet me goed. Misschien moet ik wiskunde gaan studeren.
Het is donker. Ik sta over de kaartentafel gebogen en probeer de afstand tot het land af te passen. Stuur kijkt over mijn schouder mee. Hij houdt nauwlettend mijn gemeet in de gaten. Elke wacht komt hij dichterbij. Hij vertelt veel over zichzelf. In zijn vrije uren studeert hij theologie. Hij heeft beloofd morgen een verhaal van Plato voor te lezen.
Ik denk dat ik uit een andere tijd kom en uit een land dat niet bestaat.
17.02 | 14° 44.0 N 71° 10.1 W | 145 NM noordnoordwest van Paardenbaai | Arub
Links en rechts van ons liggen eilanden, maar ze zijn te ver weg om er iets van te zien. We varen tegen de wind in en komen nauwelijks vooruit.
Klaver heeft gevraagd of ik zijn haren wil knippen.
18.02 | 15° 57.1 N 73° 33.5 W | 170 NM zuidwest van Port au Prince | Haïti
Dubbel, de jongste machinist steekt zijn kop om de hoek en vraagt of ik mee de tank in ga. Een paar dagen terug is een van de ballasttanken leeggemaakt voor onderhoud, controle op eventuele lekken en roest. Ik kleed me om, zet de helm op en loop met hem mee naar de machinekamer. Zomer geeft ons twee zaklampen. We nemen de lift naar beneden, want de tank steekt ongeveer 23 meter onder water. Beneden sluit een dikke deur het ruim waterdicht af. Door middel van een wiel is deze deur te ontgrendelen. Begeleid door een oorverdovende bel en een rood zwaailicht begint het wiel te draaien en gaat de deur langzaam open.
Een oiler houdt de wacht voor de open tank. Hij moet daar de hele dag blijven staan. We klimmen door de opening naar een ladder aan de wand. In het donker dalen we af. De tank is een paar huizen groot, opgedeeld door spanten met gaten. Om het eiland in evenwicht te houden, kan er zeewater in de tank worden gepompt. Grote kleppen kunnen de tank binnen een paar minuten leegspuiten. Op de bodem aangekomen, lopen we via een smalle richel over het water dat is achtergebleven in de tank. Dubbel trekt me aan de kraag van mijn pak door de mangaten. We schijnen met de zaklantaarns op elkaars gezicht en lachen om hoe lelijk we zijn.
19.02 | 16° 47.2 N 75° 41.8 W | 90 NM zuidoost van Kingston | Jamaica
Ik zit op een bank in de zon. Een verdieping lager staat, tussen de reddingsboten, een man met zijn rug naar me toegekeerd. Hij heeft zijn buik tegen de reling geduwd en zet zijn benen uit elkaar. Zijn hand verdwijnt in zijn broek. Ik bedenk hoe zacht en warm zijn geslacht zal aanvoelen. Hij knoopt zijn gulp open en plast tussen de reling door in zee. Hij knoopt zijn gulp weer dicht en loopt terug naar de kraan. Iemand schreeuwt en als ik me omdraai, zie ik een paar matrozen. Stonden zij daar net ook al? Hebben ze gezien hoe ik keek naar die man? Ik zwaai naar de matrozen en ze zwaaien enthousiast terug.
20.02 | 17° 52.5 N 77° 54.5 W | 1 NM zuidwest van Doctor Reef | Jamaica
Ik strijk met mijn handen over het haar van Klaver. Het is niet lang, integendeel. De tondeuse haalt er hoogstens twee millimeter van af. Hij wist dat ik niet kon weigeren. Wat maakt het uit? Klaver vertelt over zijn verleden en ik raak weer eens een levend wezen aan.
Nu we dicht in de buurt van land komen, kan ik mijn aandacht niet meer bij de sommen houden die ik samen met Stuur probeer op te lossen. We bereken het tonnage van het eiland. Ik kijk uit het raam. Nog niets te zien, alleen wolken samengepakt in de verte. Het vooruitzicht land te zien, windt me op. ‘Land is de kroon op het varen,’ zegt Stuur. Zijn ogen glimmen. Ik kijk uit het raam. In de verte doemen bergen op, zachte groene heuvels en kleuren in het water. Met de verrekijker zie ik mensen op het strand, huizen en een haven. Wij staan aan de reling en kijken naar Jamaica dat verleidelijk met haar heupen wiegt. Het ruikt anders en de zee is lichter dan ooit.
21.02 | 18° 23.5 N 79° 29.05 W | 80 NM zuid van Old Man Bay | Cayman Eilanden
‘We zijn niet alleen vannacht,’ zegt stuur. ‘Kijk maar, de sterren ontbloten zich.’
Zou Roy blij zijn dat ik weg ben?
22.02 | 19° 49.0 N 82° 50.0 W | 200 NM zuid van Havana | Cuba
Rotmannen. Ze maken me gek. Ik kan er niet meer tegen. Loerend en rovend kijken ze dwars door me heen. Ze schieten met hun ogen gaten in mijn lichaam. Ik wil mijn lichaam van de kraan werpen, mijn ledematen uitrekken zodat ik over het eiland heen stappen kan en de glimlach van mijn gezicht scheren. Ik ben niet dat vriendelijke gezicht. Ik wil niet langer aardig zijn. Verlegenheid maakt me liever dan ik feitelijk ben. Ik deug voor geen draad. Ik wil niemand meer zien.
23.02 | 20° 59.0 N 84° 53.5 W | 55 NM zuid van Caleta Larga | Mexico
De mannen hebben dikke blauwe jassen gekregen tegen de kou. Ze zien er nu beter uit en echter. Zelfs Korrel, de kleinste lasser, doet niet meer voor de anderen onder.
Een vermiste onderbroek komt met de schone was terug. In het kruisje staat met merkstift ‘I love you forever’ geschreven.
24.02 | 23° 19.0 N 86° 07.8 W | 120 NM noordnoordoost van Cabo Catouche | Mexico
Het is alsof ik hier altijd heb gewoond.
De zee ligt weer eens volslagen belachelijk om aandacht te krijsen.
25.02 | 25° 42.0 N 87° 10.0 W | 370 NM west van Miami | Florida | VS
Laat ik me geen illusies maken. Ik verstevig de fundamenten van mijn bestaan. Bestaan als wat? Het is nog geen tijd me titels aan te meten. Als ik maar oprecht blijf. Het geweten stampt de natte aarde nogmaals aan. De werkelijkheid bestaat al. Hoe verder ik me ervan verwijder, hoe meer ik ermee te maken krijg. Hoe heet ik ook al weer? Ben ik wel slim genoeg?
Sterrenbestek gemaakt van Vega, Alkaïd, Spica en Arcturus. We zaten maar twee meter naast de werkelijke koers op de GPS.
26.02 | 28° 58.6 N 88° 37.4 W | 30 NM zuidzuidoost van Mississippimonding | VS
Vannacht konden Stuur en ik Antarus, Arcturus en Regulus niet vinden, totdat we erachter kwamen dat we de kaart ondersteboven hielden. Daarna hebben we een broodje zalm gegeten.
27.02 | 28° 58.6 N 88° 37.4 W | 30 NM zuidzuidoost van Mississippimonding | VS
Onverwachts mag ik met een helikopter mee de lucht in, op voorwaarde dat ik met de piloot aan tafel ga en hem een rondleiding geef over het eiland. Ik heb nooit eerder in een helikopter gevlogen, hoewel ik er hier honderden gezien heb. Eindelijk kan ik eens van bovenaf naar het eiland kijken. Ik krijg een koptelefoon met microfoon zodat we tijdens de vlucht kunnen blijven praten. De meters slaan uit, we komen los van de grond en vliegen op de zijkant weg, vlak langs de kraan. Uitslover, denk je dat ik bang ben? Golven worden ragfijne rimpels in een kring om het eiland. De kranen draaien samen en zien er uit of ze met elkaar spelen, als twee verliefde mensen die elkaar niet kunnen loslaten. We vliegen enkele rondjes met open deur en als we weer aan de grond staan, zijn we maar vijf minuten weg geweest.
Ik verlaat het eiland voor de tweede keer. Ik ga voor een paar dagen naar een van de slepen die ons helpen bij het uitankeren. Er moeten twaalf ankers worden uitgeworpen. Het is goed om weg te zijn. Over de marifoon hoor ik Stuur praten.
Hoe verder we afdrijven van het eiland hoe grauwer het wordt. Wat je achter je laat, neemt in kleur af. Ook liefde.
Ik zit op de brug en schrijf een brief aan mijn zus. Er vliegt een goudgroene libel om de lamp. Klap, de stuurman slaat zijn kop eraf. ‘Ik ben bang van zulke beesten,’ verontschuldigt hij zich. De libel ligt nog een paar tellen na te schokken en verstijft, de vleugels breken.
De kapitein vraagt of ik zin heb vanavond met hem uit te gaan. We rijden in een taxi naar de kermis en zitten de hele avond in het reuzenrad zuurstokken te eten.
Ik slaap in het hospitaal dat bestaat uit een bed en een medicijnkast. Het was de enige lege hut. Ik val om van de slaap, ik ben al 24 uur op. Snel kruip ik snel onder het laken dat is afgewerkt met roze kant. ‘Het vrouwenlaken,’ zei Klap bij het uitdelen van het beddengoed. Na een paar uur word ik wakker van de deining. Ik lig in de armen van de zee die me troost.
28.02 | 29° 01.4 N 88° 34.1 W | 0.5 NM zuid van kraaneiland
Uitgeslapen.
Na het middageten blijf ik in de buurt van de stuurman. Ik mag aan het roer en vaar een eind weg van het eiland. Na een tijdje krijg ik door hoe ik het schip kan laten keren. De stuurman wrijft in zijn handen en ik trek scherpe cirkels om het eiland.
Stuur vraagt over de marifoon of ik terugkom. Hij probeert me te lokken met post.
De wind knabbelt aan mijn haar. Ik zwaai naar Stuur die veertig meter hoger over het eiland heen en weer loopt.
Bijna de hele dag niet aan Roy gedacht.
01.03 | 28° 58.6 N 88° 37.4 W | 30 NM zuidzuidoost van Mississippimonding | VS
Stuur heeft ons opgeroepen. De stroming is zeer ongunstig voor het eiland. Twaalf ankers zij sterk genoeg om het eiland te houden maar Stuur vreest voor de ankerdraden. Om de spanning op de ankerdraden te verlichten, wordt de sleepboot vastgemaakt aan het eiland. We varen op volle kracht tegen de stroom in en houden zo het eiland in positie.
02.03 | 28° 58.6 N 88° 37.4 W | 30 NM zuidzuidoost van Mississippimonding | VS
Ik ben terug op het eiland. Ik heb de hele morgen gewacht tot ik opgehaald werd door de kraan. Ik loop over dek naar huis en iedereen schudt mijn hand.
Korrel heeft tijdens mijn afwezigheid van de afgelopen dagen mijn hut versierd. De kerstslingers uit de kantine hangen nu rond mijn kooi en hij heeft een tekening gemaakt waar we samen opstaan terwijl wij elkaar innig omhelzen.
03.03 | 28° 58.6 N 88° 37.4 W | 30 NM zuidzuidoost van Mississippimonding | VS
Ik heb mijn werk met Stuur weer opgepakt. Na de wacht hebben we samen gezwommen.
04.03 | 28° 58.6 N 88° 37.4 W | 30 NM zuidzuidoost van Mississippimonding | VS
De temperatuur is gezakt naar 12°C, de zomer is voorbij en dat is maar goed ook. Mijn lichaam heeft vooral veel ventilatie nodig.
05.03 | 28° 34.1 N 89° 50.3 W |38 NM zuidoost van Fourchon | Louisiana | VS
De topvuren van andere schepen beschrijven wilde circels in de duisternis. Er is storm op komst. Ik heb er lang op moeten wachten. De zee is wit, het eiland trilt, golven klappen tegen de muren, het regent en bliksem verlicht de nacht. Iedereen is binnen. De lucht staat op het punt uit elkaar te barsten. Gevaar hangt als een vlies om het eiland.
06.03 | 27° 59.4 N 90° 54.2 W | 120 NM zuid van Vermillion Bay | Louisiana | VS
Stuur en ik bladeren in de Pilot op zoek naar afbeeldingen van vuurtorens langs de kust. We vinden fantastische bouwsels, het ene nog onbetrouwbaarder dan het andere.
Onheil heeft opdracht gegeven het dek op te ruimen. Grote stukken metaal, pijpen, en klossen moeten worden verplaatst zodat er ruimte vrijkomt voor het bouwen van een aantal onderdelen voor het platform. De bulldozer en de kranen zijn non-stop in beweging, maar het lijkt niet veel leger te worden. De nieuwe kraandrijver zet een van de twee koelcontainers te hard neer waardoor de deur van de container openschiet en honderden sinsaasappels over dek rollen. Van overal komen mannen aangerend die de vruchten oprapen en ze in kruiwagens tot de trap naar de kelders brengen.
07.03 | 27° 59.4 N 90° 54.2 W | 120 NM zuid van Vermillion Bay | Louisiana | VS
We varen dicht langs andere platforms. Op de kaart staan routes aangegeven, hele verkeerstelsels met voorrangswegen en kruisingen. Ik hoor een vrouwenstem over de marifoon. Ze is vlak in de buurt. Stuur stoot me aan. ‘Hoorde je dat,’ vraagt hij, ‘zullen we even met haar praten?’ Ik probeer haar op te roepen, maar ze reageert niet. ‘Stil maar,’ zegt Stuur, ‘we vinden haar wel.’
08.03 | 27° 54.1 N 92° 48.4 W | 120 NM zuid van Cameron | Louisiana | VS
Windkracht tien. Hoe wreed onthoofdt de wind de golven. Trotse golven, superkrullen. Ik probeer een wandeling over het eiland te maken. Mijn helm wordt van mijn hoofd gerukt en rolt richting water. Ik probeer het nog een keer, snoer de helm strakker om mijn kin, trek met twee handen de deur open, maar Onheil houdt me tegen. ‘Je mag niet naar buiten,’ zegt hij, ‘anders waai je weg.’
Ik voel me vreemd onrustig vandaag. Opeens lijkt het niet zo ver weg iets goeds te kunnen maken. Ik kijk in de spiegel en herken mezelf niet.
10.03 | 27° 56.7 N 92° 52.7 W | 165 NM zuidoost van Houston | Texas | VS
Pluk staat in de zon tegen een steiger aangeleund. Ik zie een zwarte vlek die vaag de vorm heeft van een mens. In de kleedkamer heb ik zijn tatoeages gezien. Hij heeft rozen en blonde vrouwen, een oor op zijn borst, een scharnier aan de binnenkant van zijn elleboog, een vos op zijn buik en een sterrenhemel over zijn rug met jaargetallen erbij.
Gisteren is er een Canadese jongen aan boord gekomen. Hij kwam totaal verwaaid de stuurhut binnen. Ik denk dat hij net zo oud is als ik. Een blonde jongen, zijn haren zitten nog steeds in de war, zijn ogen zijn groen en hij draagt een boerenhemd. Hij vertelt over de berg waarop zijn huis staat, over dichte bossen en over een drooggevallen rivier. We zitten onder een stapel planken en praten tot het donker wordt.
Morgen ben ik degene die het langste op het eiland is.
11.03 | 27° 56.7 N 92° 52.7 W | 165 NM zuidoost van Houston | Texas | VS
Suiker is aan de lijn. Hij eet alleen maar bruin brood. Hij zegt dat hij sterk is, maar niemand gelooft hem. Hij wordt ook niet dunner. Suiker heeft fl.100,- uitgeloofd aan degene die hem betrapt op snoepen. Tot nu toe hebben we niets gezien en Suiker gaat vandaag naar huis. Hij staat in zijn lange jas in de kombuis. Hij steekt iets in zijn mond, ziet mij en krijgt een vuurrood gezicht. Hij smeekt me om niets tegen de anderen te zeggen.
Suiker staat met zijn koffer klaar op het heli-deck. Hij drukt iets in mijn hand, een papiertje. Ik geloof het eerst niet, maar het blijkt echt zo te zijn.
12.03 | 27° 56.7 N 92° 52.7 W | 165 NM zuidoost van Houston | Texas | VS
Een van de mannen verschijnt in een groene overall. Hij beweegt zich bijna niet. Hij is net een struikje.
13.03 | 27° 56.7 N 92° 52.7 W | 165 NM zuidoost van Houston | Texas | VS
Ik ben ziek. Mijn haren vallen uit, mijn wangen branden van de koorts en ik heb het aldoor koud. Ik zie in de spiegel een zielig gezicht, grote lege ogen, teruggetrokken tandvlees, een vale huid met vlekken en bulten en een treurige gebarsten mond. Ik slaap de laatste dagen slecht en ik kan niet meer praten. Ik ben bang voor mijzelf. Mijn lichaam voelt totaal onbekend. De Dokter heeft me onderzocht en vroeg of me iets dwars zat. Ik heb niets gezegd over Roy. Ik heb vitamines en slaappillen gekregen.
Vanmorgen de zon rondrood op zien komen, oneindig bedaard en toch nog jong.
Vanmiddag ben ik onder de roosters van de hoogspanningsruimte gekropen. Ik heb er een uur gezeten. Toen kwam Zomer vragen wat ik aan het doen was. Hij keek heel bezorgd en heeft me even vastgehouden.
Ik wil een doek schilderen maar ik heb geen verf. Onmogelijk.
Ik denk dat ik schilder ben.
14.03 | 27° 56.7 N 92° 52.7 W | 165 NM zuidoost van Houston | Texas | VS
Weet je nog hoe het voelt? Lief, kom dan. Waarom aarzel je nog? Schiet op, ik wil dat je in me komt, ik kan niet langer wachten.
Ik ben in de bendenkooi gaan liggen. Mijn benen zijn te slap, het lukt me niet meer om naar boven te klimmen. Knor heeft mijn pyjama gewassen. Hij schudt mijn kussen op. B-41 staat er in mijn kleren. B-10, B-46 en insp-A. Het zijn de nummers van de hutten waar ik geslapen heb. De zon schijnt door de poort naar binnen en perst een vierkant op de plastic-houten muur. Het licht valt alleen op mijn hoofd, ik word opgetild en ik weet zeker dat ik uitverkoren ben.
De machinisten zijn terug uit Nederland. Ze komen op ziekenbezoek. Rum is net vader geworden en laat me een foto zien van zijn dochter. Als ik beter ben, ga ik terug naar de machinekamer.
15.03 | 27° 56.7 N 92° 52.7 W | 165 NM zuidoost van Houston| Texas | VS
Er hangt een container in de haak van de kraan. Langzaam zwenkt hij over het eiland, zo bedeesd en teder, dat ik haast moet huilen.
Stuur heeft mijn haar geknipt.
16.03 | 27° 56.7 N 92° 52.7 W | 165 NM zuidoost van Houston | Texas | VS
De melancholie is vanmorgen uit het vet gehaald. Vlijmscherp verleden jaar. Je kunt er zo op wegschaatsen. Ik dacht dat ik het goed had opgeborgen, maar het is teruggekomen. Zelfs sterker dan voorheen. Ik denk alleen nog maar aan Roy, die nog steeds niets van zich heeft laat horen.
Rimpel, de man met het ouderwetse gezicht, heeft het bluskanon op het heli-deck getest. Het schuim is door de wind over het eiland geblazen, net sneeuw. Twee lassers stappen haastig door het schuim. Ze schoppen het schuim met hun laarzen op waardoor het grote bellen om hun hoofden maakt.
17.03 | 27° 56.7 N 92° 52.7 W | 165 NM zuidoost van Houston | Texas | VS
Ik wil niet alleen zijn, maar ik mag niets laten merken. Ik kan nog niet naar huis, al ben ik vergeten waarom ik hier ben.
Ik ruik vlagen van land en meisjes.
Vannacht heb ik Onheil gepord. Stuur zag iets raars in de verte en wist niet wat hij moest doen. We hebben met lampen in het water geschenen, maar we konden niets ontdekken.
18.03 | 28° 10.7 N 92° 41.8 W | 180 NM zuidwest van New Orleans | Louisiana | VS
De kranen op het achterdek zijn in nevel verdwenen. De dikke mist zuigt alles op. Ik loop voorzichtig naar de trappen van de kraan en klim naar boven. Het is zo wit en zo stil dat ik er duizelig van word. Geen enkel geluid, terwijl ik weet dat de mannen aan het werk zijn. Ik hoor wel in de verte mijn eigen verdoofde ademhaling. Dit is het einde, denk ik, hier houdt alles op. Ik moet terug nar benden. ‘Niet te lang wegblijven,’ had Stuur gezegd. Ik wil hem niet ongerust maken en keer terug naar de opzet waar Stuur met de verrekijker naar de kraan zit te kijken.
Alles dichtbij, oneindig alleen. Zo moet de eerste mens zich hebben gevoeld.
Als iemand me nu zou aanraken. Ik houd dit niet lang meer vol.
19.03 | 28° 10.7 N 92° 41.8 W | 180 NM zuidwest van New Orleans | Louisiana | VS
De mist is opgetrokken. Na twee uitzichtloze dagen kunnen de mannnen naar huis. Nerveus en ongeduldig staan ze klaar om te vertrekken. Ze vergeten hun namen en lopen met tassen over de gang.
Stuur staat verdrietig de andere kant op te kijken. Hij overhandigt me een brief die ik pas mag lezen als ik weer alleen ben. Opeens slaat hij zijn armen om me heen. Geschrokken staan we tegenover elkaar. We weten niet goed wat we moeten zeggen.
Ik probeer door het raampje te gluren waarachter Stuur is gaan zitten. Ik zie een wit gezicht, een hand die naar me zwaait. De deuren van de helikopter worden dichtgetrokken. De propellers beginnen te draaien, harder, steeds harder, totdat het suizen verstilt en de slede loskomt van de grond. Het geraas wordt diep, de lucht pakt samen en mijn kleren slaan dicht om me heen. Ik hang voorovergebogen op de koude wind, de benen stevig uit elkaar. Langzaam, loodrecht komt de helikopter van de grond, stijgt uit stilstand tientallen centimeters op, draait schuin weg en duikt op de zee af. Oog en ik rennen naar de rand, maar de helikopter vindt evenwicht en vliegt met een grote bocht weg van het eiland.
20.03 | 28° 10.7 N 92° 41.8 W | 180 NM zuidwest van New Orleans | Louisiana | VS
Het vertrek van Stuur heb ik niet goed ingeschat. Op het moment dat hij de deur dichttrok van de helikopter bekroop mij een ellendig gevoel. De laatste weken hebben we als gekken gepraat, bang om elkaar iets tekort te doen. Wat moet ik hier zonder Stuur, die me wegwijs maakte en me telkens weer verraste met nieuwe verhalen. Ik ben ten einde raad in slaap gevallen en stond pas veertien uur later weer op. Toen was mijn troosteloze stemming grotendeels verdwenen.
Er is er een jonge vrouw aan boord gekomen, de eerste andere vrouw die ik in maanden te zien krijg. Wat een verschijning! Ik kan mijn ogen niet van haar afhouden. Ze lijkt uit een vluchtig materiaal te bestaan. Een lichte gestalte; bleek en kostbaar beweegt ze zich voort. Het ziet er vreemd uit. Het past niet. Ik kijk naar hoe zij voorzichtig loopt en tegen een buis leunt. De noordenwind waait dwars door haar heen; ze rilt. De overall is te groot en haar hoofd gaat geheel schuil onder een rode helm. Ik wil haar spreken, haar waarschuwen, haar zien lachen, haar aanraken. Ze slaapt voor een paar dagen in de hut naast me. In de gang hebben we heel even met elkaar gesproken. Het is de eerste keer dat ze op zee is. Ze is ook nooit eerder zo lang weggeweest. Hoe lang ik hier al ben? Zij vindt de mannen vreselijk.
Als ik in het voorbijgaan langs haar hut loop, beeld ik me in haar naakt te zien liggen.
21.03 | 27° 56.7 N 92° 52.7 W | 165 NM zuidoost van Houston | Texas | VS
Wakker geworden met een zwaar hoofd en een sombere stemming. Ik heb heel diep geslapen.
Ik kleed me aan en sluip de gang over. Als ik maar niemand tegenkom. Ik zie er slecht uit en ik heb geen zin om te praten. Onopgemerkt bereik ik het kantoor van Oog. Ik ga aan het bureau zitten en staar door het raam naar de gekleurde helmen die voorbijkomen
Tranen stromen over mijn wangen. Ik huil het zout uit mijn bloed. Ik ben honderd dagen onderweg.
Nu het buiten kouder is, ruiken de mannen onweerstaanbaar: naar regen, appels, sneeuw, rubber, zweet, aarde, brood, bloed, honing, hars, hout, vuur, zand, citroen, boter, noten, tabak, leer, pis, whisky, worst, zwavel, zout en kool.
22.03 | 27° 56.7 N 92° 52.7 W | 165 NM zuidoost van Houston | Texas | VS
Ik ben verkouden geworden. Mijn stem kraakt als die van een oude heks.
De vrouw is weg, haar hut is leeg.
Venus en Jupiter staan vanavond haast tegen elkaar.
Alles is zo ongrijpbaar ver weg.
23.03 | 27° 56.7 N 92° 52.7 W | 165 NM zuidoost van Houston | Texas | VS
Oog laat muziek draaien over de intercom om ons op te vrolijken.
24.03 | 27° 56.7 N 92° 52.7 W | 165 NM zuidoost van Houston | Texas | VS
Er is een ankerkabel gebroken in het kraanhuis. Een van de oranje wanden uit het hok van de lassers ligt dubbelgeklapt over de grond. Door de kracht van de draad is een regenjas aan de kapstok in tweeën gerukt. De bovenste helft hangt aan de haak, een stuk verderop ligt de rest. De andere regenjassen hangen er verloren naast. In het midden van de kamer staat een tafel waaraan de lassers hebben zitten schaken. Het bord is slordig op het tafelblad geschilderd. De schroeven, moeren en ringen die dienen als schaakstukken liggen
over de grond verspreid. Ik ga zitten in een losse autostoel die in de hoek staat. De kabel dringt als een woeste boomwortel de kamer in.
25.03 | 27° 56.7 N 92° 52.7 W | 165 NM zuidoost van Houston | Texas | VS
Aan het einde van de nacht zet ik mijn helm op en loop over de loopplank naar het platform. De witmetalen constructie van golfplaat is drie verdiepingen hoog, veel open ruimte, betonnen vloeren, trappen, buizen, meterkasten, leidingen, kranen en vaten. Nu begrijp ik weer waarover het gaat. Een geel schijnsel valt over het staal. Ik weet het zeker; dit is mijn portret. Ik klim naar het half afgebouwde top-deck. Er staat een barak op het dak waar ik snel doorheen loop. Het ruikt er naar verzaagd hout en dieren. Beneden hangen een paar mannen gevaarlijk dicht boven de zee. Als ze maar niet vallen. Onder hen klotst het water wild tegen de voet van het platform.
Ik heb een stuk brood mee naar bed genomen.
Vannacht was alles goed.
26.03 | 27° 56.7 N 92° 52.7 W | 165 NM zuidoost van Houston | Texas | VS
Ik lig in bed en luister naar de stemmen van mannen die zich ophouden in de gang. Ik versta niet wat ze zeggen, maar het klinkt vertrouwd. Ik ga tegen de muur aan liggen. De deur is vannacht niet op slot. Licht dringt door een kier tussen de gordijnen. Ik trek de deken over mijn hoofd.
Waar blijft het gevaar?
Waar blijft die man die bij me in bed gaat kruipen?
Sinds vanmorgen kan ik verder zien, dieper zien, door dingen heenkijken. Alles is dubbel zo groot, dubbel zo hoog en dubbel zo diep. Ik kijk naar links, naar rechts, 180° rond. Ik kan het hele eiland overzien. Mijn blik is los van de rest van mijn lichaam. Op mijn netvlies trillen triljoenen beelden.
Er is een Vrij Nederland meegenomen door de nieuwe bemanning. Ik loop achter; er is een oorlog uitgebroken, er zijn regimes gevallen, mensen gestorven, boeken uitgegeven, prijzen gewonnen en ik zit hier maar.
27.03 | 27° 56.7 N 92° 52.7 W | 165 NM zuidoost van Houston | Texas | VS
Misschien moet ik Kaart vragen om mijn terugreis te boeken. Het wordt tijd om naar huis te gaan.
Ik luister hiphop over de satelliet. Elke beat spant mijn spieren aan, daarom ga ik naar de sportzaal. Ik ren een half uur lang op de band zonder tussentijds te stoppen. Dat kan ik nooit, maar vandaag ben ik in topvorm.
28.03 | 27° 56.7 N 92° 52.7 W | 165 NM zuidoost van Houston | Texas | VS
Mijn bh is vanmorgen losgegaan toen ik op een piloot afliep.
Zouden ze het merken? Zouden ze merken dat ik vurig verlang naar iemand die me even vasthoudt?
Vanavond ga ik meedoen aan een pingpongwedstrijd. Ik moet tegen Knor. Knor is de beste speler van het eiland.
29.03 | 27° 56.7 N 92° 52.7 W | 165 NM zuidoost van Houston | Texas | VS
We zijn de ankers aan het binnenhalen.
De pingpongwedstrijd is uitgesteld. Knor is onverwachts naar huis vertrokken.
01.04 | 27° 44.2 N 91° 59.5 W | 175 NM zuidwest van New Orleans | Louisiana | VS
Roy staat voor het raam. Hij heeft zijn winterjas aan en roept mijn naam. Ik ren over dek, regelrecht in zijn wijdgeopende armen. Hij huilt, of niet. Nee, toch niet. De mannen hebben hem dus gehaald. Ze hebben gemerkt hoe ik naar hem verlang. Je laat je meisje toch niet zitten? En toen is hij wakker geschud en meteen hier naartoe gekomen.
Hij komt me niet halen. Roy mist me niet.
02.04 | 27° 44.2 N 91° 59.5 W | 175 NM zuidwest van New Orleans | Louisiana | VS
‘Jij hebt blauwe ogen, net als wij. Echte zeemannen hebben blauwe ogen.”Nu val ik door de mand,’ denk ik. Mijn ogen zijn groen. Zonder en Kast komen dichterbij en gluren naar binnen. ‘Maak je geen zorgen,’ zeggen ze. ‘Ze zijn nog blauwer dan we dachten, geen twijfel mogelijk.’
Later op de dag zie ik Zonder en Kast samen onder aan de trap. Ik geloof dat ze hun spierballen aan het opmeten waren.
03.04 | 27° 44.2 N 91° 59.5 W | 175 NM zuidwest van New Orleans | Louisiana | VS
Vannacht heb ik een blote piemel gezien toen ik de badkamer binnenging om te douchen. Hij verstopte zich onmiddellijk achter een van de groene gordijnen. Ik heb extra lang mijn tanden staan poetsen en mijn haar geborsteld in de hoop dat hij naar buiten kwam, maar hij bleef verborgen. Ik vraag me af van wie hij was.
04.04 | 27° 45.8 N 91° 57.8 W | 175 NM zuidwest van New Orleans | Louisiana | VS
Raak me aan. O, raak me nu spoedig aan.
05.04 | 27° 45.8 N 91° 57.8 W | 175 NM zuidwest van New Orleans | Louisiana | VS
Vandaag is een groot deel van mijn werk door de computer opgeslokt. In paniek ben ik naar de machinisten gerend. Rook had nog een nooddiscette. Het haalde niets uit. Het verslag is verdwenen, maar zelf ben ik nog springlevend.
Waar moet ik beginnen? Ik ben vergeten wie ik ben en wat ik hier doe. Waarom ben ik hier naartoe gegaan? In de hoek van de kamer liggen stapels aantekeningen. Het kost me moeite ze in te zien. Niets is goed genoeg. Middelmaat, daar ben ik bang voor. Wat denk je wel? Dat je anders bent zeker. Ik haal de dingen door elkaar. Er is niets veranderd. Ik ben niet veranderd.
Ik heb Kaart gevraagd mijn terugreis te regelen. Het is tijd om naar huis te gaan. Ik ben nu lang genoeg weg geweest. Over drie weken vertrek ik. Ik tel de dagen af.
07.04 | 27° 45.8 N 91° 57.8 W | 175 NM zuidwest van New Orleans | Louisiana | VS
Struik stelt me voor aan zijn vrienden. ‘Here she is,’ introduceert hij me. Beroemd, beroemd. Ze zijn met zijn vieren, ze lijken op elkaar. Misschien zijn het broers. Ik word van top tot teen bekeken. ‘Heb je nog zussen,’ vraagt de kleinste van de vier. ‘Mogen we een foto van je maken?’ Volgens mij ben ik op de foto niet te zien, Struik ging precies voor me staan.
09.04 | 27° 45.8 N 91° 57.8 W | 175 NM zuidwest van New Orleans | Louisiana | VS
Ik tref Wandel, de kok, in de gang naar mijn hut. Hij draagt een kartonnen doos onder zijn arm. ‘Hier is de shampoo die je hebt besteld in de store,’ zegt hij. Ik had hem beloofd dat ik langs zou komen, maar een motorstoring in de kraan zorgde voor oponthoud. Wandel wijst naar de fles shampoo en naar de theedoek die hij voorzichtig begint weg te trekken. Onder de theedoek ligt een fles rode wijn. ‘Ssssst, voor de laatste weken,’ zegt hij, ‘omdat die altijd zo lang duren.’
10.04 | 27° 45.8 N 91° 57.8 W | 175 NM zuidwest van New Orleans | Louisiana | VS
De gedachte aan eenzaamheid is veel dieper en mooier dan wanneer ik de eenzaamheid werkelijk ondervind.
Ik heb mijn witte overall aangetrokken, mijn haren samengebonden in een staart, de oordoppen opgezocht, de schroevendraaiers in mijn zak gestoken en ben weer aan het werk gegaan met de machinisten. Ik moet me niet meer afzonderen.
Het verlangen blijft.
11.04 | 27° 45.8 N 91° 57.8 W | 175 NM zuidwest van New Orleans | Louisiana | VS
Kapitein Een is terug. Ik steek mijn hand op en loop naar de net gelande helikopter om de post in ontvangst te nemen. Een fronst, zijn zware wenkbrauwen bewegen op en neer. Hij herkent me niet, denk ik. ‘Je bent niet veranderd,’ zegt hij.
Nog twee weken te gaan.
12.04 | 27° 45.8 N 91° 57.8 W | 175 NM zuidwest van New Orleans | Louisiana | VS
♥
14.04 | 27° 45.8 N 91° 57.8 W | 175 NM zuidwest van New Orleans | Louisiana | VS
Pauk en ik kijken naar de bak met heipalen die sinds vanmorgen langszij ligt. De roestige palen zijn 3 meter dik en 160 meter lang. Pas als er lassers over de palen lopen en ik hun stappen tel tot ze bij het volgende gele cijfer komen, besef ik hoe waanzinnig groot de palen zijn. Ze zullen straks circa 50 meter de grond in worden geslagen om op die manier het geraamte van het platform te verankeren. Daarna zullen de buizen worden volgestort met beton voor extra stevigheid en bescherming tegen nog meer roest.
16.04 | 27° 45.8 N 91° 57.8 W | 175 NM zuidwest van New Orleans | Louisiana | VS
Tegen de avond krijg ik een seintje van Pauk om me klaar te maken voor de lancering van het onderste deel van het platform dat we gaan plaatsen. De bak met het geraamte drijft al enkele dagen rond het eiland. Het is een kolossaal bouwsel van staal, 140 meter lang.
De kraan zet me op de sleepboot. In het donker moet ik overstappen van de sleep naar de bak. Ik sta op een smalle rand buiten de reling en houd me overdeven stevig vast. Ik wacht tot net voor het hoogste punt van de golf om over te springen. Ik heb geen tijd om me te bedenken, ik laat de reling los, maar glijd weg. Dan voel ik hoe ik op de bak getrokken word. Struik heeft me gered.
17.04 | 27° 45.8 N 91° 57.8 W | 175 NM zuidwest van New Orleans | Louisiana | VS
Het geraamte ligt stevig vast op de bak. Lassers zijn bezig de zekeringen los te snijden. Ik loop in het donker tussen containers door naar de achterzijde van de bak. Het is alsof alles ademt. Ik voel me op een hele vredige manier alleen. Met de zaklantaarn schijn ik op de roestige vloer. Ik denk aan aarde en aan Roy, aan hoe nietig ik ben en aan hoe groot de zee is. Via een luik kom ik in de bak; een lange gang ingesloten door afgebladderde muren. Aan het eind van de gang dreunt een enorme turbine waarnaast een in slaap gevallen man de wacht houdt.
Ochtend. Het is mistig, maar de zon zit al achter de wolken. De lancering van het geraamte laat op zich wachten. Het ballasten van de bak gaat niet zoals uitgerekend, al maakt de voorzijde van de bak water. Na zes uur liggen we pas vier graden scheef. De mannen verdringen zich om een waterpas. Ze weten niet goed raad. Met behulp van een hydraulische pomp komt het gevaarte uiteindelijk in beweging en glijdt knarsend de zee binnen. Enkele seconden is er niets te zien, maar dan komt de top van het geraamte loodrecht naar boven. Het opspattende water klinkt als applaus.
18.04 | 27° 45.8 N 91° 57.8 W | 175 NM zuidwest van New Orleans | Louisiana | VS
Zonder grijnst. Hij staat breeduit in de deuropening en houdt iets achter zijn rug verborgen. ‘Ogen dicht.’ Hij doet een pas opzij en daar verschijnt de Canadese jongen. ‘Ze hebben me naar hier gestuurd,’ zegt De Jongen. Zonder slaat op zijn borst, draait zich om en loopt haastig weg. De Jongen gniffelt en ik schenk koffie in.
Drukmeter vervangen.
19.04 | 27° 45.8 N 91° 57.8 W | 175 NM zuidwest van New Orleans | Louisiana | VS
De Jongen legt een dik boek op de tafel. Ik sla het open en zie bossen, bergen, rivieren, vulkanen, boomgaarden, weilanden, rotsen, meren, huizen en muren. Ik ben totaal overrompeld. Geschrokken kijkt De Jongen me aan. Wat zal alles mooi zijn als ik terugkom.
Ik ben ook bang om terug te gaan. Misschien wil niemand meer iets met me te maken hebben. Het wordt steeds vreemder dat ik hier ben.
Ik sta achter een graveermachine om naamplaten te maken voor de machines in de pompkamer. Ik heb ook een naamkaartje gemaakt voor de dochter van Rum, voor op de wieg.
20.04 | 27° 45.8 N 91° 57.8 W | 175 NM zuidwest van New Orleans | Louisiana | VS
De lucht is angstaanjagend zuiver, zwaar en onbeschaamd. Ik voel me vruchtbaarder dan ooit. Vang me dan, het is een perfecte dag om de liefde te bedrijven.
21.04 | 27° 45.8 N 91° 57.8 W | 175 NM zuidwest van New Orleans | Louisiana | VS
Aardbeien gegeten met De Jongen.
22.04 | 27° 45.8 N 91° 57.8 W | 175 NM zuidwest van New Orleans | Louisiana |VS
Nog een paar dagen.
23.04 | 27° 45.8 N 91° 57.8 W | 175 NM zuidwest van New Orleans | Louisiana | VS
De Jongen trekt aan mijn haar. ‘Ga je mee naar buiten, ik wil je iets laten zien.’ We staan aan de reling; hij wijst naar een stapel planken. Daaronder beweegt iets. Een vuurrood vogeltje hipt onder de planken vandaan. De Jongen begint zacht te fluiten, het vogeltje kijkt op. We sluipen naderbij en proberen het te vangen. Steeds als we het bijna te pakken hebben, fladdert hij weg.
24.04 | 27° 45.8 N 91° 57.8 W | 175 NM zuidwest van New Orleans | Louisiana | VS
Wandel zet een glas versgeperst sap naast mijn bord. ‘Hier, drink op,’ zegt hij, ‘je moet er stralend uitzien als je straks naar huis gaat.’
Voel me uitzonderlijk goed, opgelucht en licht, alsof ik een prijs gewonnen heb.
Ik heb mijn tas ingepakt.
26.04 | 27° 45.8 N 91° 57.8 W | 175 NM zuidwest van New Orleans | Louisiana | VS
Er is niets aan de hand, houd ik mezelf voor, helemaal niets, maar pas op, niet te dicht in de buurt van De Jongen komen nu. Straks val ik nog voor hem.
27.04 | 27° 45.8 N 91° 57.8 W | 175 NM zuidwest van New Orleans | Louisiana | VS
Ik ben een video aan het kijken in B-36. Deze hut ligt naast de deur naar buiten en schuin tegenover mijn eigen hut. Vanwege het lawaai weigeren de mannen daar te slapen. Niemand weet dat ik hier ben. Ik ben eindelijk alleen.
Waar ik me ook verstop, lang duurt het nooit of ik word weer gevonden. De deur gaat open. Ik zet ik de band stil. Zwart scherm, net op tijd. Voetstappen. Ik blijf voor me uitkijken. Hij is achter me gaan staan en heeft zijn handen op mijn schouders gelegd. Hoewel ik zijn gezicht niet zie, weet ik dat het De Jongen is. Zijn handen glijden naar mijn nek. Lang geleden dat iemand me heeft aangeraakt. In het beeldscherm weerspiegelt zijn boerenhemd, zijn handen en mijn hals. Ik kijk uit het raam, we zeggen niets. De Jongen houdt me vast en streelt mijn haar. Ik sluit mijn ogen. Zijn vinger trekt lijnen over mijn rug. Ik wil me niet overgeven en ook wel. Het kan me niet schelen wat de anderen ervan zullen zeggen. Het voelt goed, heel goed. Ik sta op en druk me tegen hem aan.
28.04 | 27° 45.8 N 91° 57.8 W | 175 NM zuidwest van New Orleans | Louisiana | VS
Ik ben voor de derde achtereenvolgende nacht opgebleven. De tijd gaat absurd langzaam. Misschien kan ik vandaag vertrekken, als de wind gaat liggen.
Ik loop te veel naar te veel plekken om veel te weinig of zelfs helemaal niets te doen. Ik probeer in de chaos van het vertrek nog dingen voor elkaar te krijgen, dwaal rond over het eiland om te kijken of ik niets vergeten ben.
Ik heb het nieuws voor de laatste keer ingesproken.
29.04 | 27° 45.8 N 91° 57.8 W | 175 NM zuidwest van New Orleans | Louisiana | VS
Het is harder gaan waaien. Niemand weet of er gevlogen wordt. Ik heb alles ingepakt en breng de nacht door op de brug. Lange uren tot de dageraad. Het wachten is ondraaglijk. Ik moet iets doen.
Ik sta op het heli-deck en strik mijn werkschoenen aan elkaar vast. Met een wijde boog
werp ik ze weg. Een waardig zeemansgraf voor mijn afgesleten schoeisel. De Jongen begint te schreeuwen dat ik van het deck af moet. Ik hoor een helikopter razen en ren naar beneden om mijn bagage op te halen. Vanwege het weer zal de helikopter niet lang wachten. Ik moet opschieten. Gehaast neem ik afscheid van Een en Oog. De andere mannen zijn aan het werk. Ik zal ze niet meer zien.
Ik loop voorover tegen de wind in naar het toestel, duw mijn bagage in het ruim en kruip naast Pauk die een koptelefoon op mijn hoofd zet. De deuren gaan dicht. Het begint te regenen. Na enkele minuten komt de helikopter in beweging. Sparks vraagt over de radio of het goed met me gaat. We stijgen zonder problemen op. Beneden aan dek staan Oog en De Jongen te zwaaien. Het eiland wordt kleiner en lost op in de regen.
Boorplatforms en schepen liggen onder ons. Ik kan op de radar de neerslag zien. Het is een gespikkeld veld met nauwelijks open blauw. We vliegen om het slechte weer heen. De regen maakt horizontale strepen op het raam, maar de zee is vlak. Aan de kleur van de zee, een strakke scheidslijn in het water, zie ik dat de diepte verandert en ik begin iets te ruiken, een zware bedwelmende geur. We moeten dicht in de buurt van land zijn.
Als ik uitstap, vaste grond onder mijn voeten heb, voelt het toch weer heel gewoon, even gemakkelijk als voorheen. Ik hoor niets, geen geluid, geen lawaai meer. Regenwater sijpelt langs een pijp de aarde in en de bomen in de verte buigen door de wind. We lopen tussen andere helikopters naar een hal waar dikke mannen op klapstoelen naar een televisie kijken. Ik blijf buiten en open de envelop die De Jongen me gegeven heeft. De envelop zit vol met uitgescheurde bladzijden bossen, bergen, rivieren en grasvelden uit het boek dat mij zo ontroerde. Op het eiland leken die beelden driedimensionaal, maar daar is nu niets meer van over.
De mannen eten brood. Ongeduldig loop ik een eind de weg op. Ik word teruggefloten door Reus. De bus vertrekt. De weg waarover we rijden, wordt gedragen door palen. Het moeras strekt zich uit tot diep in het land. Huizen van hout, geschilderd in lichte kleuren. Langs de weg worden aardappelen verkocht.
30.04 | 29º 58.2 N 90º 05 .1 W | 175 NM noord van kraaneiland | VS
Terwijl ik mijn bagage afgeef bij de douane op het vliegveld en mijn paspoort laat zien, word ik tegengehouden door een agent. Ik ben niet uitgeklaard en ik heb geen visum. Ik moet me onmiddellijk melden bij de vreemdelingenpolitie. Reus en Columbus gaan mee. We maken vast en zeker een vreemde indruk. Reus, een lange magere man met wit achterovergekamd haar. Columbus met zijn doorschijnende overhemd, glimmende schedel en
grote krulsnor. Mijn kleren zijn krap geworden, mijn armen dik, ik zit onder de sproeten, heb een zweer op mijn lip en ik draag enorm veel tassen. De agent kijkt ons wantrouwend aan en vraagt of ik en jongen of een meisje ben. Nadat hij eindelijk begrijpt dat ik het land niet in wil, maar juist uit, dat ik op doorreis ben op weg naar huis, zet hij een stempel in het paspoort en mag ik door, bagage afgeven en drinken.
We zitten aan een bar en hebben al veel gedronken. Reus probeert de aandacht te trekken van een serveerster en gooit een bos bloemen op haar dienblad. Ik ga maar eens plassen. In het toilet schrik ik van het meisje in de spiegel. Vreemd, ik ben jonger geworden. Als ik terugkom, staat er weer een nieuw glas wijn, het vijfde. De mannen drinken Bloody Mary’s. Columbus kijkt op zijn horloge. Het is tijd om te vertrekken. In Memphis, waar we moeten wachten op het vliegtuig naar Amsterdam drinken we verder. Ik schrijf een paar kaarten en Columbus steelt een grammofoonplaat. We moeten opschieten om niet het vliegtuig te missen en hebben geen tijd meer om een brievenbus te zoeken. Ik geef de kaarten, onleesbare zinnen aan vrienden dat ik op weg ben naar huis, aan een voorbijganger in de hoop dat hij ze voor me post. Met de glazen wijn nog in de hand staan we in de rij voor het vliegtuig. De mensen rondom kijken ons minachtend aan. Wij lachen heel hard en krijgen op onze kop van een stewardess. Reus en Columbus vinden boze vrouwen sexy. Als we opstijgen is het donker en bewolkt. Ik zit ver van het raam, naast Columbus. We kruipen samen onder een wollen deken en vallen tegen elkaar aan in slaap. Zeven uur later landen we in Nederland waar het Koninginnedag is. De vlaggen hangen uit. Ik draag nog steeds dezelfde kleren als op het eiland. Reus en Columbus hebben hun nette pakken aan, maar ze lopen stampend door de hal langs de oranje menigte. Mijn witte helm komt als eerste over de band aanrollen.
Staat er iemand op me te wachten? Nee, niemand weet dat ik vandaag terugkeer. Er is wel familie voor Reus en ik mag mee nog wat drinken. Columbus en ik besluiten een stuk te gaan lopen over de Afsluitdijk omdat we allebei geen afscheid willen nemen, maar op het perron lijkt het opeens een zinloos besluit en Reus neemt ons mee naar Rotterdam. Achterin de auto naast Columbus moet ik huilen. Alles ziet er zo mooi uit. We rijden precies op de weg naar Roy. Plotseling slaan we af. We stoppen bij een benzinestation. Reus en Columbus verdwijnen achter de auto en komen terug met een pop en een piratenvlag.
01.05 | 51° 52.0 N 4° 41.2 O | 4355 NM noordoost van Kraaneiland | Nederland
Er was niets veranderd. Ik reed in een taxi de straat binnen. De chauffeur hielp nog de tassen en dozen te dragen tot halverwege de tuin. Achter het raam stond mijn moeder. Haar mond wagenwijd open, tranen in haar ogen. Ze rende naar de deur, gilde, ëze is er weer!í en pakte me stevig vast. Ik schaamde me, want ik was dronken en dat rook ze natuurlijk.
Ik loop weg uit het oude huis tot ik op de velden kom. De akkers onderaan de dijk zijn afgegraven, maar langs het water staan allerlei grassen en liggen honderden plastic flessen in alle kleuren van de regenboog. Ik loop langs de oever van de rivier naar het strand. De vuurplaats, het huis in de boom en de kuil zijn er nog. Ik ga op een steen zitten en zie in de stroom een deur drijven.